1-14
In 1982 werden wij reeds geconfronteerd met een korting op de rijksbijdrage
van 4,6 welke korting voor 1982 éénmalig kon worden gedekt en welke
derhalve voor dat jaar niet heeft geleid tot lagere subsidiebedragen.
Voor 1983 zal deze korting echter wel gevolgen moeten hebben voor de in
het Sociaal-Cultureel Programma 1983 op te nemen uitgaven.
Inmiddels is bekend geworden dat. ingaande 1983 wederom een korting op de
rijksbijdrage wordt toegepast en wel van 5,5 Deze korting is nog niet
in dit ontwerp-beleidsplan verwerkt. Op grond van de beleidslijn dat
kortingen op rijksbijdragen in beginsel worden "doorgegeven" aan door ons
te subsidiëren instellingen, zal ook deze korting voor de gemeente moeten
worden gecompenseerd door de betreffende subsidies te verlagen.
3.3.3. Rijksbijdrageregeling maatschappelijke dienstverlening.
Van de decentralisatie van de maatschappelijke dienstverlening is de
eerste fase inmiddels ingegaan. Dit betreft voor Leeuwarden de subsidiëring
van de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Leeuwarden, het Jongeren
Adviesbureau, de Stichting S.O.S.-Telefonische Hulpdienst Friesland en de
Stichting Fiom Friesland. Op de hiervoor toepasselijke rijksbijdrage is door
het rijk in 1982 reeds een korting van 7,55 toegepast hetgeen een lager
subsidie voor de betrokken instellingen tot gevolg'heeft gehad. Voor 1983
moet rekening worden gehouden met een nieuwe korting van 10 welke nog niet
in dit ontwerp-beleidsplan is verwerkt en hetgeen overeenkomstig de hiervoor
bedoelde beleidslijn tot een verdere verlaging van subsidies zal moeten
leiden.
3.4. De eigen inkomsten van de gemeente.
3.4.1. Algemeen.
De belangrijkste eigen inkomsten van de gemeente zijn:
- de winstuitkering van de N.V. Frigas;
- tot voor kort de normwinstuitkering van het gemeentelijk electriciteits-
bedrijf
- de belastingen en retributies, waarvan de onroe rend-goedbe las tingen veru.it
de belangrijkste zijn;
- rente over fondsen en reserves.
1-15
Een verhoging van deze inkomsten ontmoet verschillende belemmeringen.
In de meeste gevallen betekent het een lastenverzwaring voor burger en
bedrijfsleven. Daarnaast moet bij de belastingheffing met wettelijke
bepalingen rekening worden gehouden, die onder meer een beperking van de
omvang inhouden. Voorts is er het rijkstarievenbeleidwaardoor tariefs
verhogingen zowel in de sfeer van de leges en retributies als in de sfeer
van de privaatrechtelijke tarieven, aan maxima worden gebonden. Wat dit
laatste betreft, geldt voor 1983 als richtlijn, dat de gemeentelijke
tarieven met niet meer dan 4 mogen stijgen, terwijl voor de electriciteits-
tarieven dit percentage op drie is gesteld (excl. z.g. brandstofkosten).
Onder deze richtlijnen vallen niet de onroerend-goedbelastingen en de honden
belasting, zodat - overigens binnen de wettelijke marges - daarvoor een
grotere stijging van de tarieven autonoom door de gemeente kan worden
bepaald. Ook voor huisvuilrechten geldt een gunstiger regime.
Met het oog op eerdergenoemd aspect van de lastenverzwaring voor burger en
bedrijfsleven stellen wij U voor de door het Rijk gegeven richtlijn in acht
te nemen en in het algemeen niet meer dan 4 tariefsverhoging toe te
passen.
Wij zullen hierna vermelden welke uitzonderingen op deze regel naar onze
mening noodzakelijk zijn.
De onroerend-goedbelastingen.
Voor wat betreft deze belasting is de gemeente gebonden aan een wettelijke
limiet.
Voor de zogenaamde eigenarenheffing bedraagt deze limiet 15 van de algemene
uitkering uit het gemeentefonds, exclusief de (aflopende) factor sociale
zorg. Voor. de zogenaamde gebruikersheffing is de limiet 12% van die
uitkering. Wat betreft de berekening van de limieten staat de Minister van
Binnenlandse Zaken toe dat de zogenaamde voorschotberekening van de algemene
uitkering uit het gemeentefonds als basis wordt genomen.