2. De commissie heeft ten aanzien van haar taak de bevoegdheden van burge
meester en wethouders.
In afwijking van het hiervoor bepaalde, berusten de bevoegdheden met
betrekking tot het personeelsbeleid, waaronder in ieder geval worden
begrepen het benoemen, schorsen en ontslaan van het aan het centrum ver
bonden personeel, bij burgemeester en wethouders, gehoord de commissie.
3. De commissie dient haar voorstellen aan de raad in bij burgemeester en
wethouders. Burgemeester en wethouders stellen de commissie in kennis van
de daarop door de raad genomen besluiten, in voorkomend geval nadat deze
hogere goedkeuring hebben verkregen.
4. Uitgaven uit de plaatselijke kas, die betrekking hebben op het centrum,
worden bevolen door burgemeester en wethouders, na fiattering door de
voorzitter en secretaris van de commissie.
5. Bij de uitoefening door de commissie van haar bevoegdheden vinden de bij
de gemeentewet voor burgemeester en wethouders gestelde regels zo veel
mogelijk overeenkomstige toepassing, voor zover in deze verordening niet
anders is bepaald.
ARTIKEL 3.
Jaarlijks voor 1 maart biedt de commissie een ontwerp-begroting van inkomsten
en uitgaven voor het centrum voor het volgende jaar, voorzien van een uit
voerige toelichting, aan de raad aan.
Paragraaf 3. Samenstelling en werkwijze
ARTIKEL 4.
1. De commissie bestaat uit tenminste 11 en ten hoogste 15 leden.
2. De wethouder van Sociale Zaken is ambtshalve lid en voorzitter van de
commissie.
3. De overige leden worden benoemd door de raad, met dien verstande dat:
a. één lid wordt benoemd door de raad uit zijn midden;
b. één lid wordt benoemd op voordracht van het bestuur van de Vereniging
van Friese Gemeenten;
c. één lid wordt benoemd op voordracht van de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid;
d. één lid wordt benoemd op voordracht van de Minister van Welzijn, Volks
gezondheid en Cultuur;
e. eén lid wordt benoemd op voordracht van de Minister van Onderwijs en
Wetenschappen;
f. twee leden worden benoemd op voordracht van de werknemersorganisaties,
te weten, één lid van de Federatie Nederlandse Vakbeweging (F.N.V.) en
één lid van het Christelijk Nationaal Vakverbond (C.N.V.);
g. twee leden worden benoemd op voordracht van de gezamenlijke werkgevers
organisaties
h. tenminste één en ten hoogste vijf leden worden benoemd op suggestie van
of gehoord de commissie.
k. Op voordracht van de Hoofd Ingenieur-Directeur van het Districtsbureau voor
de Arbeidsvoorziening in de provincie Friesland wordt een adviseur aan de
commissie toegevoegd.
5. de leden worden benoemd voor een periode van vier jaar en zijn terstond
herbenoembaar. De voor een benoeming geldende regels zijn op een herbenoeming
van toepassing.
6. Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing op de leden,
bedoeld in het tweede lid en het derde lid onder a.
Deze leden treden af op de dag waarop de zittingsperiode van de raad
eindigt.
Indien zij tussentijds ophouden lid van de raad te zijn, houdt daarmee
tevens hun lidmaatschap van de commissie op.
7. Het lidmaatschap van de commissie eindigt voorts door:
a. bedanken;
b. het bereiken van de zeventigjarige leeftijd;
c. overlijden;
d. het aanvaarden van een onverenigbare betrekking als bedoeld in artikel 5.
8. Zij, die in een tussentijdse vacature worden benoemd, treden af op het
tijdstip, waarop degenen, in wier plaats zij zijn benoemd afgetreden zouden
zijn.
ARTIKEL 5.
1. Geen lid van de commissie kunnen zijn degenen die door of vanwege de gemeen
teraad, burgemeester en wethouders of de burgemeester in dienst der gemeente
zijn aangesteld.
Bij aanneming van een zodanige onverenigbare betrekking houdt het desbetref
fende lid op lid van de commissie te zijn.
2. De leden der commissie mogen middellijk noch onmiddellijk deelnemen aan
leveringen of aannemingen ten behoeve van het centrum noch optreden als
advocaat, procureur of adviseur in aangelegenheden, waarbij het centrum
betrokken is.
3. Het lid, dat handelt in strijd met het bepaalde in het voorgaande lid, kan
door de raad van zijn lidmaatschap vervallen worden verklaard.
ARTIKEL 6.
1. De commissie kiest uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter en doet
daarvan mededeling aan de raad.
2. Aan de commissie wordt een door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen
ambtenaar ter secretarie als secretaris toegevoegd.
De secretaris maakt geen deel uit van de commissie en heeft geen stemrecht.
De secretaris wordt bij afwezigheid vervangen door een door Burgemeester en
Wethouders aan te wijzen adjunct-secretaris.
3. De commissie is bevoegd ter voorbereiding van haar besluiten subcommissies
in te stellen.
k. Voor zover geen toepassing is gegeven aan het vorige lid zijn de voorzitter,
de plaatsvervangend voorzitter en de secretaris belast met de voorbereiding
van hetgeen in de vergaderingen van de commissie moet worden behandeld en
met de uitvoering van de besluiten van de commissie.
5. De stukken, die van de commissie uitgaan, worden getekend door de voorzitter
en de secretaris.
- 2 -
- 3 -