a—7 d m. D 175. P 176. C. Kleuter- en lager onderwijs "(k.o./l.o. De introductie per 1 augustus 1985 van het basisonderwijs vereist, behalve voorbereidingen op het onderwijsinhoudelijke terrein, tevens aanpassingen op het orga nisatorische en personele vlak. Welke visie heeft het college omtrent de wijze en het tijdschema die leiden tot de integratie van ko/lo? Zal het Project Werkgroep Integratie ko/lo na het aanbieden van het Innovatieplan Openbaar Basisonderwijs werkzaam kunnen blijven t.b.v. de komende integratie? Zo ja: op welke wijze? Is het mogelijk de voor het buiten gewoon onderwijs noodzakelijke voorzieningen aan psychologische, medische en maatschappelijke onder steuning aan de scholen te koppe len, door de betreffende funktio- narissen rechtstreeks aan de scholen te benoemen onder dezelfde verantwoorden jkheidsverhoudingen als het overige personeel van die scholen? Naarmate het aantal deelnemende kinderen toeneemt zal ook het aantal van rijkswege te vergoeden schooltijden toenemen, hetgeen naar onze mening het E.T.C. onderwijs ook in kwalitatief opzicht ten goede zal komen. 17A-. In de eerste plaats verwijzen wij naar de in mei 1981 door de Raad vastgestelde nota Integratie open baar kleuter- en lager onderwijs. Voorts zij vermeld dat thans de Overgangswet Basisonderwijs bij de Staten-Generaal aanhangig is, waarin de juridische, financiële organisatorische en personele maat regelen neergelegd zijn die getrof fen moeten worden voor de invoering van het basisonderwijs. De bedoeling is dat deze wet begin 198A- in wer king treedt. Wij zijn bezig daartoe de nodige voorbereidingen te treffen. 175. In het beleidsplan 1979-1983 is aangegeven dat t.b.v. de voorbe reiding van de integratie van het kleuter- en lager onderwijs de drie P.W.G.'s (openbaar Prot.Chr. en R.K.) in de gelegenheid zouden worden gesteld de scholen hierbij behulpzaam te zijn. Destijds is besloten gelden te reserveren tot en met het school jaar 1982-1983. Na dit schooljaar zijn t.b.v. deze drie Project- Werkgroepen dus geen financiële middelen meer beschikbaar. 176' Wij zijn van mening, dat die voor zieningen, die het onderwijs ter beschikking staan, zoals psycho logische hulp, maatschappelijk werk en medische ondersteuning, om wille van de doelmatigheid zoveel mogelijk binnen één organisatie structuur dienen te zijn onderge bracht. P 177. Heeft het college enig'inzicht in de deelname van kleuterleidsters aan de zgn. Weerbaarheidscursus en de cursus Schoolmanagement. Dit als indicatie voor de eventuele belangstelling van kleuterleid sters voor de functie van hoofd van de basisschool. Hoe denkt het college het te stimuleren dat leidsters inderdaad zullen gaan solliciteren naar deze functie? Pa 178 Hoe denkt het college concreet te bevorderen dat het hoofd van de kleuterschool dezelfde benoemings kansen krijgt als het hoofd van de lagere school? Wat vindt het college in dit verband van de mogelijkheden tot een ge deeld directeurschap in het basis onderwijs van hoofden van ko en lo? Overigens gaat het in een aantal gevallen om zodanig specifieke voorzieningen, dat deze alleen door tussenkomst van externe organisaties (te denken valt hier bij aan Schooladviesdienst, Genees kundige- en/of Gezondheidsdienst enzovoorts) ten behoeve van de scholen kunnen worden aangetrokken. 177. Aan de "Weerbaarheidscursus" nemen zes leerkrachten uit het openbaar lager- en kleuteronderwijs deel, waarvan drie uit het kleuter- en drie uit het lager onderwijs. Twee hoofdleidsters en twee kleuter leidsters nemen deel aan respec tievelijk de cursus "Schoolmanage ment" en de "Basiscursus management" Wij zijn voornemens binnen afzien bare termijn een procedure vast te stellen met betrekking tot de toekomstige directie samenstelling binnen de basisschoolteams. In deze procedure zal één van de uitgangspunten zijn de gelijk waardigheid van de kandidaten t.a.v. de kansen op benoeming als directeur/directrice van de basisschool Onze rol in het stimuleren van de hoofdleidsters om te gaan solli citeren naar de functie van direc trice van de basisschool zal beperkt dienen te blijven tot het scheppen van voorwaarden voor een optimale kans op benoeming voor zowel het hoofd van de lagere school als de hoofdleidster van de kleuter school. 178. Voor het eerste gedeelte van de vraag wordt verwezen naar de be antwoording van vraag 177. Hoewel een aantal directie-taken verdeeld kan worden over een direc teur (-trice) en (een) eventuele adjunct-directeur (-trice), zijn wij van mening, dat één directeur (-trice) als hoofd van de school dient te worden aangewezen. A--6

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1983 | | pagina 31