5-10
V 226. Herhaaldelijk komt het
voor dat huurachterstanden
worden gesignaleerd.
Bestaat de mogelijkheid indien het
gaat om uitkeringstrekkers de
huurcomponent uit de uitkering
door de G.S.D. in te houden?
E. Woningbedrijf en Corporaties.
Pa 227. In het beleidsplan staat dat
samenwerking tussen G.W.B. en
corporaties zal worden bevorderd.
Hoe is de stand van zaken m.b.t.
de samenwerking op dit moment?
Welke voorstellen zijn tot nu
toe door het college m.b.t.
samenwerking ingebracht?
Worden gesprekken met alle
corporaties voortgezet, of alleen
met Beter Wonen?
V 228. Moet bij de structuur voor de
huurdersparticipatie van het
Woningbedrijf ook rekening ge
houden worden met de bestaande
structuur in de woningbouw
vereniging Beter Wonen opdat
men later geen struikelblok
hiervan maakt bij een eventuele
samenwerking?
Pa 229. Volgens een inventarisatie van
het G.W.B. gedateerd 27-4-1982
zal de komende tien jaar voor
80 miljoen geïnvesteerd moeten
worden om het achterstallig
onderhoud van het gemeentelijk
woningbezit in te halen.
Op welke wijze denkt het college
dit te kunnen realiseren?
Ziet het gemeentebestuur mogelijk
heden, en zo ja, welke, om
gebruik te maken van de ideeën
zoals verwoord in de provinciale
nota 'Bouwen Werkt'.
226. Deze inhouding is in het algemeen
niet mogelijk.
Indien iemand met een W.W.V.-uit
kering een huurschuld heeft aan
het Woningbedrijf, is compensatie
van de huurschuld tot een maximum
van 1/5 deel van de (netto) uit
kering in principe mogelijk.
De mogelijkheid tot compensatie
bestaat niet bij andere sociale
uitkeringen, waarvan de uitvoering
bij de gemeente ligt.
Uiteraard is het wel mogelijk
dat inhouding op de uitkering op
vrijwillige basis geschiedt.
227. Op dit moment vinden nog oriën
terende besprekingen plaats met de
woningbouwvereniging Beter Wonen.
Het overleg heeft nog niet geleid
tot het doen van concrete voor
stellen over soort en wijze van
samenwerking.
228. Wij zien hiervoor geen noodzaak
nu met betrekking tot een moge
lijke samenwerking met Beter
Wonen voorshands nog geen concrete
stappen kunnen worden genomen.
229. Bij de realisatie zal wel voor
aanzienlijke bedragen een beroep
op de Algemene Bedrijfs Reserve
moeten worden gedaan.
Na de uitputting van de reserve
zullen werkzaamheden moeten
worden verschoven. Zowel in dit
verband als in het kader van de
werkloosheidsbestrijding zullen
wij iedere mogelijkheid die de
Regering biedt om voor dit doel
extra geldmiddelen te krijgen,
benutten.
Overigens verwijzen wij U naar de
ter inzage gelegde stukken.
5-11
C 230. Uitvoering van groot onderhoud
aan woningen van het woning
bedrijf kan ons voor hoge uit
gaven plaatsen; het is niet
steeds mogelijk deze kosten in de
huurprijs op te nemen, hetgeen
alsdan leidt tot onttrekkingen
aan de algemene bedrijfsreserve
deelt het college de vrees
dat zulks, gelet op de gemeen
telijke prioriteitstelling met
betrekking tot het woning
bedrijf, tot minder wenselijk
geachte situaties aanleiding
kan geven?
Pa 231. Welke zijn de gevolgen voor het
beleid en beheer van het
Woningbedrijf als binnen enkele
jaren de A.B.R. zal zijn
uitgeput?
Op welke wijze denkt het college
deze problemen op te vangen?
V 232. Wat zijn de consequenties voor
het gemeentelijk Woningbedrijf van
het afhankelijk worden van
renteloze leningen van het Rijk?
Heeft dat ook gevolgen voor de huur
ders en zo ja, welke?
Pa 233. In het collegeprogram wordt
aangekondigd dat de democra
tisering van woningcorporaties
zal worden bevorderd.
Op welke wijze is het college
voornemens initiatieven te
ondernemen?
230/ De gevolgen voor het Woningbedrijf
231/ en derhalve ook voor de huurders
232. zijn, dat op zich noodzakelijke
voorzieningen moeten worden uit
gesteld tot het moment dat deze
kunnen worden uitgevoerd in het
kader van groot-onderhoudsplannen
of renovatieplannen.
Overigens verwijzen wij U naar de
ter inzage gelegde stukken.
233. Wij zijn voornemens om met de
woningcorporaties van gedachten
te wisselen omtrent de wijze
waarop uitvoering is gegeven aan
de mogelijkheden om huurders
te betrekken bij onderwerpen van
beheer en beleid.
Wij zullen ons dan ook beraden
of en in welke mate initiatieven
onzerzijds ontwikkeld zouden
moeten worden.