Bij het vaststellen van de bepalingen en de randvoorwaarden waaraan bij een beroep op het werkgelegenheidsfonds moet zijn voldaan, worden in de eerste plaats de aanbevelingen van het rapport "Herziening Richtlijnen Gemeentelijk Werkgelegenheidsbeleid" in acht genomen. In de tweede plaats is aansluiting gezocht bij de criteria die de Provincie Friesland hanteert bij het toetsen van aanvragen om steun uit het provinciaal werkgelegenheidsfonds. Naar ons oordeel dienen bij aanvragen om steun uit het gemeentelijk werk gelegenheidsf onds de volgende algemene bepalingen in acht te worden genomen: - Het verlenen van steun mag niet in strijd zijn met het (regionale) beleid van het Rijk en de Provincie, noch afbreuk doen aan specifiek sectorbeleid. - Er wordt geen steun verleend als de aanvrager in aanmerking komt voor faci- liciteiten op grond van rijks-en/of provinciale regelingen anders dan over eenkomstige regelingen. Is aanvrager op grond van rijks- of provinciale rege lingen ten aanzien van sociaal-economisch beleid steun geweigerd, dan worden geen aanvullende middelen verschaft. - Een steunverlening kan (vanzelfsprekend) slechts worden toegekend voor zover de financiële middelen in het werkgelegenheidsfonds toereikend zijn. - De steunverlening is incidenteel (tijdelijk, overbruggend en aanvullend) en niet structureel van aard. - Door steunverlening mag geen ongewenste verstoring van de concurrentiever houdingen veroorzaakt worden. Daarnaast moeten aanvragen om steun op de navolgende criteria worden getoetst: - Aanvrager kan niet of in onvoldoende mate zelf of op andere wijze in de finan ciële behoefte voorzien. - Er moet een duidelijk verband bestaan tussen de steunverlening en het verkrij gen van additionele arbeidsplaatsen respectievelijk het behoud van bestaande arbeidsplaatsen. - Het dient aannemelijk te zijn, dat na de steunverlening, al dan niet tezamen met bijdragen van derden, er sprake is van creatie of behoud van perspectief-, volle inkomensvormende werkgelegenheid. Uit bovenstaande bepalingen en criteria blijkt dat het werkgelegenheids- fonds alleen ingezet kan worden in die gevallen waarin hogere onverheden niet voorzien of niet voldoende voorzien en deze geen beperkingen opleggen aan een (extra) steunverlening door de gemeentelijke overheid. Zoals vermeld is het werkgelegenheidsfonds primair gericht op steunverlening ten behoeve van de marktl sector. Het gemeentelijk werkgelegenheidsbeleid richt zich evenwel tevens op stimulering van de mogelijkheden voor niet-actieven om (weer) deel te nemen inhei arbeidsproces. Wij stellen voor om vooralsnog jaarlijks maximaal 10% van de voor dat jaar in het werkgelegenheidsfonds beschikbare middelen aan te wenden voor financiële ondersteuning van initiatieven gericht op de terugkeer van niet-ac tieven in het arbeidsproces. Het spreekt voor zich zelf, dat op het werkgelegenheidsfonds uitsluitend een be roep kan worden gedaan door in Leeuwarden gevestigde bedrijven en instellingen en ten behoeve van initiatieven die de werkgelegenheid in Leeuwarden ten goede komen. Wij zijn van mening, dat steunverlening uit het gemeentelijk werkgelegen heidsfonds zich in principe zal moeten richten op kleinere bedrijven, met niet meer dan 20 personeelsleden. Deze beperking sluit tevens aan bij de aanbeve- L lingen in het rapport "Herziening Richtlijnen Gemeentelijke Werkgelegenheidsbe leid". Bij grote steunaanvragen is een beroep mogelijk op de rijksregeling steun aan individuele bedrijven. Deze regeling hanteert de grens van 20 werkne mers als ondergrens. De gemeente zal alleen steun verlenen aan bedrijven die op korte termijn per spectief hebben, zodat de risico's binnen aanvaardbare proporties blijven. Al vorens tot steunverlening over te gaan, dient eerst bedrijfseconomisch advies ingewonnen te worden. Hiertoe kan, afhankelijk van de bijzonderheden van de steunaanvraag, een beroep gedaan worden op bestaande advies-insteilingen of op de secretarie-afdeling E.B.O. De eventuele kosten verbonden aan externe advisering komen ten laste van het fonds. De omvang van het fonds stelt uiteraard beperkingen aan de inzetbaarheid daarvan. Het is niet mogelijk, op voorhand uitspraken te doen over het te verwachten be roep dat op het fonds zal worden gedaan; noch over de omvang van de gewenste c.q. noodzakelijke steun en over het aantal aanvragen om steun. De omstandigheid dat de financiële middelen in het fonds niet meer toereikend zijn om wenselijk geachte steun te verlenen, dient te worden ondervangen door, evenals bij de Verordening Steun Bedrijven Stadsvernieuwing, te bepalen dat slechts steun kan worden verleend voor zover de financiële middelen in het werk gelegenheidsfonds toereikend zijn. Bovendien stellen wij U voor, de individuele steun aan een maximum van 75.000,= te binden. In daartoe nadrukkelijk aanleiding gevende gevallen kan Uw Raad be sluiten van dit maximum af te wijken tot ten hoogste de omvang van het fonds op dat moment en met inachtneming van de te verwachten gevolgen van reeds verleen de garanties. Overigens zal, indien het werkgelegenheidsfonds uitgeput raakt, de Raad moeten besluiten tot opheffing van het werkgelegenheidsfonds, dan wel tot een additionele middelen toewijzing moeten overgaan. Indien deze omstandig heid zich voordoet, zullen wij U daartoe nadere voorstellen doen. Vormen van steunverlening. Het werkgelegenheidsfonds kan aangewend worden met inachtneming van de bovenge noemde randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden bepalen daarmee voor een deel de vormen van steunverlening. De steun kan omvatten: - Achtergestelde leningen. De bijdrage zal op een nader per geval overeen te ko men wijze en tijdsbestek terug betaald moeten worden. De leningen worden tegen- de marktrente verstrekt om concurrentieverstoringen tegen te gaan (geen zach te leningen). - Garanties. De steunverlening kan ook gegeven worden in de vorm van garantiever lening voor de betaling van rente en aflossing van een af te sluiten lening. Hiermee wordt beoogd andere kredietverschaffers "over de streep te trekken". Overeenkomstig de gedragslijn die de Provincie Friesland hanteert, wordt bij steun in de vorm van garanties een reservering van middelen uit het fonds van 100% van het garantiebedrag aangehouden. - Voorfinanciering. Door derden toegezegde bedragen kunnen in bijzondere omstan digheden voorgefinanciërd worden. - Financiering van onderzoek. Onderzoek ten behoeve van projekten waarmee struc turele werkgelegenheid kan worden gecreërd, kan geheel of gedeeltelijk uit het fonds gefinancierd worden. - Bijdragen a fonds perdu. In incidentele gevallen is het mogelijk subsidies te geven t.b.v. initiatieven welke de werkgelegenheid ten goede komen. Met betrekking tot bovengenoemde steunvormen merken wij op, dat de voorkeur uitgaat naar steunverlening in de vorm van garantieverlening. Bijdragen a fonds perdu zullen alleen in hoge uitzondering verstrekt worden. Procedure De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken heeft in een reactie op het rap port "Herziening Richtlijnen" onderstreept dat hij het gewenst acht dat de ge meenten Gedeputeerde Staten omtrent de aanvaardbaarheid van voorgenomen steunver lening raadplegen. In voorkomende gevallen raadplegen Gedeputeerde Staten de Minister van Economische Zaken. Met name betreft het de toetsing op strijdigheid met regionaal beleid en met sector-beleidEen tweede reden waarom overleg om trent steunverlening gewenst is vloeit voort uit de omstandigheid dat de provin ciale overheid belast is met de uitvoering van het financiële toezicht over de gemeenten - 3 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1983 | | pagina 460