Wijzigen Verordening studiefaciliteiten.
Bijlage nr. 301 Leeuwarden, 11 augustus 1953
Aan de Gemeenteraad.
Bij circulaire van 30 juni 1992 heeft het Centraal Bureau inzake Gemeen
schappelijke behandeling van gemeentelijke personeelsaangelegenheden de aan
gesloten gemeenten aanbevolen de Verordening studiefaciliteiten te wijzigen.
Bij deze aanbeveling hebben wij eveneens betrokken een circulaire van
28 juli 1982 inzake wijzigingen van een aantal rechtspositieregelingen, waar
onder de Verordening studiefaciliteiten, die ten doel hebben belemmeringen voor
het invoeren van deeltijdarbeid weg te nemen.
Genoemde wijzigingen zijn inmiddels reeds door U vastgesteld, met uitzon
dering van die welke betrekking hebben op de Verordening studiefaciliteiten.
Het leek ons juister om alle wijzigingen van de Verordening studiefacili
teiten in één keer tot stand te doen brengen.
De al eerder genoemde circulaire van het Centraal Orgaan van 30 juni 1982
is gericht op beperking van de kosten voortvloeiende uit de Verordening studie
faciliteiten. Daarbij heeft voor het Centraal Orgaan voorop gestaan dat studie
faciliteiten onderdeel zijn en moeten blijven van een samenhangend personeelsbeleid.
Dit houdt onder meer in dat de gemeente als werkgever moet zorgen voor goede
ontplooiingsmogelijkheden voor het personeel. Ook is het voor de gemeenten van
buitengewoon veel belang dat het opleidingsniveau van de ambtenaren zodanig is, dat
de dienstverlening aan de burger op een hoog peil kan (blijven) staan.
Erkend moet echter ook worden, aldus het Centraal Orgaan, dat door een toenemend
gebrek aan financiële middelen er een spanningsveld is ontstaan tussen hetgeen
uit een oogpunt van personeelsbeleidwenselijk is en hetgeen in de praktijk mogelijk
is. Dit dient evenwel niet te leiden tot een "korte termijnpolitiek"waardoor
als gevolg van een al te drastische inperking van de studiemogelijkheden het op
leidingsniveau van het gemeentelijk ambtenarenkorps en de continuïteit van de
organisatie op betrekkelijk korte termijn ernstig zouden worden bedreigd.
Deze overwegingen hebben ertoe geleid, dat het Centraal Orgaan geen drastische
wijzigingen in de tekst van de model Verordening aanbeveelt. De aanbevelingen zijn
in de eerste plaats beleidsmatig.
De Verordening studiefaciliteiten in zijn huidige vorm is opgezet als een
mengvorm, waarbij het accent wel ligt op het belang van de ambtenaar, maar waarbij
de studie toch ook een gemeentelijk belang moet dienen. Het Centraal Orgaan meent
dat dit gemeentelijk belang meer op de voorgrond dient te worden geplaatst. Hiertoe
wordt een nieuw artikel 2 aanbevolen. Het eerste lid van dit artikel 2 kan naar
onze mening zonder meer worden overgenomen. Het aanbevolen tweede lid luidt als
volgt
"Een gemeentelijk belang wordt gediend door:
a.opleidingen aan een bestuursschool
b.opleidingen, gericht op het terrein waarop de ambtenaar in zijn huidige functie
werkzaam is;
c.opleidingen, die niet direct betrekking hebben op de tegenwoordige functie
van de ambtenaar, maar gericht zijn op een functie, waarvoor de ambtenaar op een
later tijdstip in aanmerking kan komen;
d.andere door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen opleidingen".
Naar onze mening zijn de onder b en c vermelde criteria niet concreet genoeg
en laten zij nog teveel ruimte voor verschillende interpretatie. Wij geven dan ook
de voorkeur aan de volgende formulering:
"b.opleidingen, van direct belang voor de tegenwoordige betrekking van de ambtenaar:
c.opleidingen, die niet van direct belang zijn voor de tegenwoordige betrekking
van de ambtenaar, maar die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders
kunnen bijdragen tot een zodanige vermeerdering van de bekwaamheden van de
ambtenaar dat voor hem de mogelijkheden een andere betrekking bij de gemeente
Leeuwarden te verkrijgen worden vergroot".
7Vys
v-