15-1 Par. 15. BELEIDSSECTOR OVERIGE UITGAVEN EN INKOMSTEN. A. Beleidsprioriteiten en uitgangspunten van beleid Stadsvernieuwing en werkgelegenheid 362. zijn geen prioriteiten van dezelfde orde. Werkgelegenheid is naar onze mening de "hoogste" algemene doelstel ling die op verschillende manieren en op verschillende terreinen gerea liseerd kan worden. Het is dus een aspect van alle ter reinen van het beleid (waarbinnen we de stadsvernieuwing de hoogste prio riteit geven). Werkgelegenheid is dan het belangrijkste criterium bij de afweging van besluiten op alle mogelijke terreinen. Kan het college instemmen met deze interpretatie van het opwaarderen van werkgelegenheidsbevordering als doelstelling van het beleid? Een van de hoofduitgangspunten uit 363. het collegeprogram is, dat bij bezui nigingen de zwakkeren en de minst draagkrachtigen zullen worden ontzien en dat ook voor het overige deze groepen bijzondere aandacht krijgen. Waar in het collegeprogram ook staat, dat systematisch en kritisch zal wor den onderzocht of bestaande taken of voorzieningen nog aan het beoogde doel beantwoorden is het van het grootste belang dat inzicht bestaat in de vraag, welke bevolkingsgroepen in welke mate van overheidsvoorzie ningen gebruik maken. Binnen welke termijn denkt U dat in dit opzicht concrete informatie aan de raad wordt aangeboden? (zie toezegging in ontwerp-dekkings- plan) Maakt U daarbij ook gebruik van het landelijke S.C.P.-onderzoek. Overweegt het college tevens om aan gesubsidieerde instellingen te vragen, welke bevolkingsgroepen van diensten gebruik maken? De op pagina 1-3 geformuleerde crite- 364. ria dragen een vrij algemeen, karakter, dit geldt met name voor a. en c. Om als gemeenteraad te kunnen contro leren in hoeverre het college haar eigen doelstellingen serieus neemt, zou het gewenst zijn bij de voorstel len voor nieuw beleid deze te rela teren aan genoemde criteria. De prioriteit bij bevordering van de werkgelegenheid zal op twee manieren worden ingevuld: 1. Enerzijds zal er meer aandacht worden besteed aan het verder ont wikkelen van het werkgelegenheids beleid (de sectormatige benadering) bijv. door het opzetten van een 3.B.C. e.d. 2. anderzijds wordt de factor werkge legenheid een belangrijker crite rium bij de afweging van besluiten binnen andere sectoren. De stelling echter dat werkgelegenheid het belangrijkste criterium dient te zijn, vinden wij te ver gaan. Wij zouden op zijn minst de beleids inhoudelijke overwegingen van de betreffende sector zelf een even zwaar gewicht willen toekennen. Het ligt in ons voornemen om bij onze defi nitieve voorstellen tot herwaardering onder meer zo goed mogelijk aan te geven welke bevolkingsgroepen het meest van de betreffende zaken of voorzieningen profi teren c.q. door de afbouw ervan worden ge troffen. Bij gebrek aan plaatselijke gege vens omtrent het voorzieningsgebruik worden de conclusies van rapporten van het Sociaal Cultureel Planbureau getoetst aan eigen inzichten en er varingsgegevens. Voorzover deze gege vens reeds bij de betrokken gesubsi dieerde instellingen bekend zijn, wordt daarvan gebruik gemaakt. Daarnaast zullen wij nagaan in hoe verre er mogelijkheden bestaan om gesubsidieerde instellingen te sti muleren op meer actieve wijze in zicht te verschaffen t.a.v. de vraag welke bevolkingsgroepen gebruik maken van hun diensten. Bij de afweging voorafgaand aan de door ons voorgestelde invulling van de ruimte voor nieuw beleid zijn wij voornamelijk uitgegaan van de onder punt 10 van "Hoofdlijnen" van het colleqeprogrami genoemde aandachtspun ten voor nieuw beleid. Daarbij is gelet op de onder punt 4 en 5 van ditzelfde hoofdstuk uit het collegeprogramma genoemde criteria en prioriteiten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1983 | | pagina 65