1-4 C. Organisatie en automatisering. Pa 15. Op pag. 7/8 van het collegeprogram lezen we: 'de organisatie en de werk wijze van de secretarie en van de gemeentelijke diensten dient te zijn toegesneden op een zodanige taakuit voering, dat de politieke en bestuur lijke doelen op een zo doorzichtig mogelijke wijze en met zo weinig mo gelijk kosten kunnen worden bereikt. Een onderzoek zal worden ingesteld naar de mogelijkheden om door aan passing, herverdeling en vereenvou diging verbeteringen aan te brengen. Tot onze verbazing lezen we echter in het beleidsplan (II-1-2): 'Gelet op de ervaringen elders, alsmede de wijze waarop het eigen apparaat functioneert, achten wij het niet opportuun op korte termijn een nade re studie te verrichten naar struc turele wijzigingen in de taakverde ling tussen secretarie en diensten.' Wij hadden begrepen dat bijstelling van het collegeprogram niet onder hands door het college zou plaats vinden. Hoe zit dit? P 16. Kan gezien de objectief te constate ren bezwaren van de huidige werkwijze c.q. taakverdeling tussen de secre tarie en diensten, zoals de extra procedurelijnen en het dubbelwerk aangegeven worden welke "ervaringen elders" het college doen constateren dat een nadere studie naar structu rele wijzigingen in de taakverdeling niet "opportuun" is? Geldt het bovenstaande voor de gehele gemeentelijke dienst, alsmede kan worden aangegeven wat de onderlinge positie is van de Dienst Stadsont wikkeling, de Dienst Bouw- en Milieu toezicht en de secretarieafdeling R.O.V. in relatie tot het thans plaatsvindende effectiviteitsonder- zoek in de sector Ruimtelijke Orde ning, Openbare Werken en Volkshuis vesting? P 15. Naar onze mening betreft het hier geen afwijking van het collegeprogram. De betreffende passage uit het beleids plan heeft betrekking op structurele wijzigingen, d.w.z. wijzigingen waar bij het gaat om vergaande maatregelen, zoals b.v. integratie van diensten en secretarie. Het inspelen op mogelijkheden om door aanpassing, herverdeling en vereenvou digingen verbeteringen aan te brengen in de organisatie en werkwijzen be schouwen wij in het algemeen als een meer continue proces. Daarnaast kan in een concrete situatie een meer uitgebreid en doelgericht onderzoek plaatsvinden. In dat verband verwijzen wij naar het herwaarderingsonderzoek in de sector Ruimtelijke Ordening. Zie hiervoor het antwoord op vraag 16. 16. Bij gemeenten waar principiële organi satiewijzigingen zich hebben voltrok ken, of bezig zijn te voltrekken is ons inziens tot dusverre geen sprake van grote voordelen, die in onze ge meente ook zouden zijn te verwachten. Het herwaarderingsonderzoek in de sector Ruimtelijke Ordening heeft met name betrekking op de Dienst Stadsont wikkeling. De consequenties voor taak en omvang van de afdeling R.O.V. worden in het onderzoek betrokken. Dit geldt eveneens voor de Dienst Bouw- en Milieutoezicht. P 1-5 In het collegeprogram(blz5, punt 8) staan belangrijke beleidsvoorne mens vermeid met betrekking tot de interne organisatie van o.a. het gemeentelijk apparaat. Leeuwarden beschikt evenwel niet, zoals sommige andere overheden, over een afzonder lijk buro, los van ambtelijke afde lingen (direct ressorterend onder het college), waarin organisatie adviseurs vanuit een onafhankelijke positie t.o.v. het apparaat werkzaam zijn. De vraag rijst, of de gemeente wel voldoende bewerktuigd is organi satieveranderingen van een grotere schaal met kans van slagen door te voeren. 17. Tot dusver is als uitgangspunt gekozen, dat grotere organisatie-onderzoeken worden uitbesteed aan derden, waarbij de afdeling E.B.O. voor de begeleiding zorgdraagt, veelal binnen het kader van een daartoe ingestelde stuurgroep. Relatief kleinere onderzoeken kunnen door de afdeling E.B.O. zelfstandig worden verricht. Wij achten deze aan pak voorshands voldoende en een rede lijke waarborg voor onafhankelijkheid van de adviezen. Gezien de toenemende werkdruk op het onderhavige terrein beraden wij ons momenteel op de vraag, of de huidige capaciteit op het betreffende bureau van de afdeling E.B.O. voldoende is om noodzakelijke organisatieverande ringen ook in de toekomst adequaat te kunnen behandelen. Waarom staat er in het beleidsplan geen concretisering van de in het collegeprogram geformuleerde doel stelling horizontalisering van de werkstructuur Kan het college aangeven op welke wijze invulling aan dit voornemen zal worden gegeven en op welke termijn? In welk stadium bevindt zich het denken binnen het Cevan over een zich wijzigende positie in het auto- matiserings gebeuren? 18. Horizontalisering van de werkstruc tuur beschouwen wij niet als een doel op zichzelf, maar als een middel om bepaalde taken effectiever en effi ciënter uit te voeren. Dit speelt met name daar waar het gaat om ingewikkel de problemen die vanuit meerdere in valshoeken moeten worden bekeken. Toepassingen van horizontalisering vinden in onze gemeente plaats op het terrein van de stadsvernieuwing, de voorbereiding van het jaarlijks be leidsplan, het voorbereiden van het beleid op het gebied van de werkgele genheid, welzijnsplanning e.d. De betreffende passage in het college program zien wij dan ook niet in de vorm van een nota of iets dergelijks ingevuld. Horizontalisering van de werkstruc tuur beschouwen wij veel meer als een geleidelijk proces, dat daar wordt ingevoerd waar dat functioneel wense lijk is. 19. In het kader van de bezinning op de positie van het CEVAN en een grotere vrijheid voor de gemeenten, is medio 1982 een adviesgroep "Toekomstcommis sie CEVAN" in het leven geroepen, die moet trachten een beeld te schetsen van het beleid van het CEVAN voor de komende jaren. Deze toekomstcommissie zal in het voorjaar van 1983 met een eindrapport komen, dat aan het bestuur van het CEVAN zal worden aangeboden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1983 | | pagina 7