- 2 - 4. Afbraak van het bouwwerk kan eenvoudig, omdat het uit prefab-onderdelen bestaat. 5. Het had voor de hand gelegen de heer Veenstra te dwingen de bouw stop te zetten en hem een bouwvergunning te laten aanvragen voor het zuid westelijke deel van het perceel, waar het bestemmingsplan dit wel toestaat. De heer Veenstra wordt hierdoor niet onredelijk in zijn belangen getroffen. Als subsidiaire mogelijkheid had het toentertijd bestaande kleine hok op het erf van de heer Veenstra kunnen worden vernieuwd. E.e.a. zou alsnog mogelijk zijn. 6. Appellant is in het verleden tegemoet gekomen aan bezwaren van de buren ten noorden van zijn perceel bij de bouw van de eigen woning. Hierdoor is het grootste deel van de tuin ten westen van het pand komen te liggen. Aan die zijde is nu ook de werkplaats van de heer Veenstra opgericht. 7De eigen zorgvuldigheid is niet beloond door zorgvuldigheid van anderen. 8. Aan de zuidwestkant van het huis van de heer Veenstra is, conform het bestemmingsplan, ruimte genoeg voor de werkplaats. 3* Reactie van Burgemeester en Wethouders. Bij hun schrijven van 22 augustus 1983 hebben B. en W. op het bezwaarschrift van de heer Brouwer gereageerd. Van deze reactie heeft zowel de heer dr. Brouwer als belanghebbende de heer Veenstra kopie ontvangen. B. en W. stellen het volgende: Tegen de berging bestaan uit stedebouwkundig oogpunt geen bezwaren, zodat een voorbereidingsbesluit op z'n plaats is. Mede gelet hierop heeft de heer Veenstra een bouwvergunning aangevraagd, hoewel dit enigszins afwijkt van de normale procedure, nu het bouwwerk er al staat. De bezwaren t.a.v. Tearnserdyk 12 zijn niet relevant, aangezien het voorbereidingsbesluit slechts geldt voor De Polle 6. Inmiddels zijn de bezwaren tegen de bouwvergunning als zodanig in behan deling genomen. Aan een bestemmingsplan kunnen geen blijvende rechten worden ontleend. 4. Terinzagelegging van de stukken en hoorzitting. De op de zaak betrekking hebbende stukken hebben van 18 t/m 24 augustus 1983 ter gemeentesecretarie ter inzage gelegen. De betrokkenen hebben kennis genomen van de stukken. De Commissie heeft de heer Brouwer, B. en W. en de heer Veenstra in de gelegenheid gesteld hun standpunten toe te lichten in een vergadering van de Commissie op maandag 29 augustus 1983 om 17-00 uur ter gemeentesecretarie. De heer dr. Brouwer werd vertegenwoordigd door de heer R. Zijlstra en mevrouw T.A.E. Brouwer-Zijlstra. Geconstateerd kan wor den, dat zowel de vertegenwoordigers van bezwaarde, als de vertegenwoordiger van Burgemeester en Wethouders geen nieuwe elementen aan de reeds schrif telijk weergegeven standpunten hebben toegevoegd. Wel werd van de kant van Burgemeester en Wethouders toegegeven, dat in augustus 1982 ambtelijk fouten zijn gemaakt. Belanghebbende de heer J. Veenstra benadrukte, dat plaatsing van de berging op de zuidwesthoek van het perceel De Polle 6 voor hem ongewenst is wegens vermindering van het uitzicht uit het huiskamerraam. - 3 - Overwegingen van de Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaarschrif ten. Het bezwaarschrift is gericht tegen een voorbereidingsbesluit, dat betrekking heeft op één perceel, grenzend aan het perceel van bezwaarde. Vastgesteld kan worden, dat het hier een besluit betreft, dat vatbaar is voor bezwaar ingevolge de Wet A.R.O.B. Het bezwaarschrift is mitsdien ont vankelijk. De commissie is, met inachtneming van artikel 10, derde lid, van het Procedurereglement Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaar schriften, van mening, dat de Raad in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen om de volgende redenen: op zichzelf beschouwd is de nieuwe situatie beter dan de oude, gelet op de kwaliteit van de berging; - de plaatsing van de berging op de zuidwesthoek van het perceel De Polle 6 is voor de fam. Veenstra bezwaarlijk, omdat dan het uitzicht uit het huiskamerraam naar voren, over het eigen erf en naar de straat, wordt belemmerd; - de fam. Brouwer kan geen recht laten gelden op uitzicht op een vrij erf van de fam. Veenstra; zij had dat ook in de oude situatie niet; - eventueel door de fam. Veenstra aangebrachte beplanting bij de erfgrens zou het uitzicht ook kunnen hebben belemmerd. Hierbij zij aangetekend, dat de voorgeschiedenis van een en ander afkeurenswaardig kan worden genoemd. Dit raakt evenwel niet de vraag, of de Raad in redelijkheid tot het onderhavige resultaat heeft kunnen komen. Twee leden van de Commissie wensen aantekening, dat zij hebben tegengestemd. Zij zijn van mening, dat het besluit op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dus het bezwaarschrift gegrond is, aangezien: - uit niets blijkt, dat het voorbereidingsbesluit een andere bedoeling heeft dan achteraf de eigenrichting van de heer Veenstra en de gemeentelijke nalatigheid te legaliseren; - deze bedoeling geen ruimte kon bieden en ook niet heeft geboden om de belangen van de fam. Brouwer in de afweging te betrekken; - aangenomen moet worden, dat bij een juiste gang van zaken het verzoek om een bouwvergunning op de huidige plaats van de berging als strijdig met het bestemmingsplan zou zijn afgewezen. Advies van de Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften Met inachtneming van het onder 5. gestelde, adviseert de Commissie U het Arob-bezwaarschrift van de heer dr. W.K. Brouwer ongegrond te verklaren en te beslissen conform bijgevoegd concept-besluit. Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaar schriften, De vice-voorzitterDe secretaris, (mr. C.O. Rommerts) (mr. A.D. van Dijk)

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1983 | | pagina 262