Nader onderzoek bodemverontreiniging N.S.-emplacement.
Bijlage no. 409 Leeuwarden, 3 november 1983
Aan de Gemeenteraad.
Een aantal jaren geleden werden de provincie Friesland en de gemeente gecon
fronteerd met klachten over oliestank in de omgeving van de Hollanderdijk. In
1979 hebben de provincie en de Keuringsdienst voor Waren voor het eerst grond
monsters onderzocht op het oliegehalte. Het was daarbij de vraag of en in hoe
verre de bron van de overlast gezocht moest worden op het terrein van de
Nederlandse Spoorwegen. Er waren vermoedens dat de klachten mede verband hielden
met (al dan niet beëindigde) activiteiten van garage-, motorrevisie- en oliever-
koopbedrijven in de omgeving van het emplacement. Uit de eerste monsternemingen,
waaruit reeds een hoog oliegehalte bleek, kon destijds niet worden aangetoond,
dat de olie afkomstig was van het N.S.-terrein.
Aangezien een deel van het terrein, alsmede de directe omgeving ervan nieuwe
bestemmingen zouden krijgen, besloot de provincie een oriënterend onderzoek in
te stellen naar bodemverontreiniging.
Uit de rapportage van dit onderzoek blijkt dat een achttiental boringen is
verricht, onder meer op de plaats waar vroeger een lichtgasfabriekje heeft ge
staan.
De conclusies van het onderzoek luiden, dat
de bodem plaatselijk tot circa 1£ m. beneden het maaiveld zodanig met olie
verontreinigd is, dat nader onderzoek noodzakelijk is;
de grond onder 2 a 2\ m. beneden het maaiveld vrijwel schoon is, behalve bij
de lokatie van de voormalige lichtgasfabriek;
de bodem niet alleen met dieselolie, maar (plaatselijk) ook verontreinigd is
met smeerolie, teerolie, benzine, petroleum en vermoedelijk ook met snij- en
boorolie;
de bodemlucht in enkele boorgaten verontreinigd is met trichloorethaan, ben
zeen, benzine en carbol;
- het grondwater plaatselijk ernstig verontreinigd is met fenolen;
het slib in de sloot waarop de drainage afwatert, ernstig met olie is ver
ontreinigd, zodat op grond daarvan zelfs een saneringsonderzoek is ver
eist.
Op basis van de richtlijnen van de Inspectie voor de Milieuhygiëne is een
nader onderzoek van bodem- en grondwater noodzakelijk. De urgentie en omvang van
dit onderzoek worden mede bepaald door de besteraming van de grond ter plaatse
van de afwateringssloot en de voormalige gasfabriek, in casu wonen. Inmiddels
heeft Heidemij Adviesbureau een projectvoorstel gedaan voor een nader-en sane
ringsonderzoek. Hoewel beide onderzoeken zijn opgenomen in het provinciale
Bodemsaneringsprogramma voor 1983, gaat het Ministerie van Volksgezondheid en
Milieuhygiëne in eerste aanleg uitsluitend akkoord met het verrichten van een
nader onderzoek en wordt de beslissing omtrent een saneringsonderzoek aangehou
den tot het moment waarop de resultaten van het nader onderzoek bekend zijn.
Deze beslissing kan in de loop van 1984 worden verwacht.