A - 10 rijksvergoeding wél kostendekkend wordt? Zo ja, aan welke stappen denkt het college dan? Zo nee, waarom niet? P 199. Het college is van mening dat de rijks- vergoeding voor de invoering van de Wet op het basisonderwijs onvoldoende is. Hoe hoog zou volgens het college het bedrag voor dit doel moeten zijn en welke conclusies trekt het college uit e.e.a. Pa 200. Welke gevolgen heeft de notitie van staatssecretaris Ginjaar-Maas met betrekking tot nieuwe vergoedingsnor men voor scholen van Voortgezet Onderwijs in onze gemeente? Op welke wijze gaat het college rea geren op deze ontwikkelingen? ons zoals uit de cijfers blijkt, grote inspanningen getroost de kosten zo veel mogelijk terug te brengen tot een niveau dat minimaal noodzakelijk is voor een verant woord onderwijsbeleid. Het standpunt van de V.N.G. is voor U ter inzage gelegd. 199. De Wet op het basisonderwijs kent een systeem van kostendekkende rijksvergoedingen Afgezien van de op paragraaf 6 van hoofdstuk b van de begroting voor komende posten die betrekking heb ben op kleuter- en lager onderwijs leveren het huidige kleuter- en lager onderwijs voor de gemeente een tekort op van ruim 1,9 mil joen gulden. Uitgaande van een gelijkblijvend uitgavenniveau bij de invoering van de basisschool, zullen de rijksvergoedingen dus om kos tendekkend te zijn ten minste 1,9 miljoen moeten stijgen. Wij concluderen dat de aangekondigde verbetering van de rijksvergoeding voor materiële uitgaven 125 mil joen voor de gemeenten in totaal en voor de gemeente Leeuwarden geraamd op 650.000,--) moet worden gezien als een eerste stap in het streven van het Rijk de vergoedingen in overeenstemming te brengen met de Wet. (Zie voorts beantwoording vraag 197). 200. Blijkens de rijksbegrotingsstukken 198A is in mei 1983 een vooronder zoek begonnen naar een normenstel sel voor de materiële exploitatie kosten voor het voortgezet onder wijs door het Informatiecentrum Scholenbouw (ICS). In 198A zal dit onderzoek worden gevolgd door een hoofdonderzoek. Vereenvoudiging en vergroting van de individuele vrijheid van de school staan bij de doelstellingen van dit onder zoek voorop. In dit stadium laten de gevolgen van e.e.a. zich nog niet inschat ten, zodat wij ons nog niet heb ben kunnen beraden op een eventuele reactie op deze ont wikkeling. A - 11 C 201. Welke zijn de gevolgen van de met in gang van het schooljaar 1983/198A door gevoerde bezuinigingsmaatregelen als bedoeld in de min.circ. van 29 april jl. ten aanzien van het aantal leerkrachten en het aantal (leegge komen) leslokalen? Kunnen de uit de leegstand voort vloeiende lasten globaal worden aangegeven? Hoe verloopt de verhuur van school lokalen? 201 a. Kleuteronderwijs Per 1-8-183 moesten 2 leidsters extra afvloeien (i.v.m. stij ging van het aantal kleuters aan één van de twee betrokken scholen betreft het nu nog 1 arbeidsplaats) Voor de beleidsperiode 8A/88 valt, gelet op de te verwach ten lichte stijging van het aantal kleuters geen verder effect van de maatregelen te verwachten. Gewoon lager onderwijs. Per 1-8-'83 moesten A leerkrach ten extra afvloeien (de betrok ken leerkrachten zijn inmiddels herplaatst) Voor de beleidsperiode 8A/88 wordt inclusief het hiervoor genoemde aantal van A in totaal een daling verwacht van 5 leerkrachten. b. Lasten k.o. Tegenover het per saldo vervallen van 1 arbeidsplaats staat in het onderhavige geval geen vermin dering van de rijksvergoeding (blijft 2 eenheden). Lasten q.l.o. In verband met de capaciteits vergoeding geen consequenties voor de stichtingskostenver goeding. Daling rijksvergoeding exploi tatiekosten 26.500, (5x1 - 5xl/A) x rijksnorm. Daling exploitatielasten lege lokalen 25.000,--: Het nadelig effect is dus zeer gering. c. Verhuur: Voor het verhuren van inciden teel over de gemeente versprei de lokalen bestaat slechts weinig belangstelling. Daar waar meerdere lokalen bij elkaar, danwel een geheel ge bouw beschikbaar komen/komt is de verhuur tot nog toe geen probleem.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1983 | | pagina 439