C. Stichting bedrijfsgebouwen.
P 252. Welke zeggenschap heeft de gemeente in
de Stichting Bedrijfsgebouwen en welke
financiële belangen zijn daarmee ge
moeid?
9-2
Pa 253. Kan het college inzicht verschaffen in
de financiële conseguenties voor de
SBL resp. de gemeente van het uitblijven
van nieuwe gebruikers voor de leegstaan
de hallen?
Is het wel of niet ontvangen van een
ISP-subsidie voor een 3BC van invloed
op de financiële situatie van de SBL?
D. Jong Bedrijvencentrum.
Pa 254. Wat verstaat het college onder "bevorde
ren van kleinschalig ondernemerschap"?
- deelname aan het 3BC, indien het van
de grond komt.
- integratie van ondermeer wonen en wer
ken in de binnenstad? (b.v. indeV.i
straat, Schoolstraat) en nieuwbouw-
plannen door vestiging van kleine be
drijfjes (zie ook collegeprogramma
III-l-c).
- uitbreiden van de mogelijkheden om
een eigen bedrijf te starten met be
houd van uitkering.
- overige maatregelen.
Pa 255. Het college is kennelijk van mening dat
het bevorderen van andere vormen van
kleinschalig ondernemerschap dan het
3BC moet wijken als het 3BC van de grond
komt! Waarom verwacht het college zo
veel meer van deelname aan een 3BC dan
van andere initiatieven ter bevordering
van kleinschalig ondernemerschap?
Is het college met ons van mening
dat andere vormen van kleinschalig onder
nemerschap eveneens steun verdienen on
afhankelijk van het doorgaan van een
3BC?
252. Het college van B. en W. benoemt
de leden van het hoofdbestuur van
de Stichting Bedrijfsgebouwen Leeu
warden (S.B.L.). Voorzitter en pen
ningmeester komen uit gemeentelijke
kring. Besluiten van de S.B.L. be
hoeven geen goedkeuring van de ge
meente. In het verleden heeft de
gemeente leningen verstrekt aan de
Stichting t.b.v. de financiering
van onroerend goed. Het restant van
deze leningen bedraagt thans nog ca.
1,4 miljoen.
253. De financiële positie van de Stich
ting is blijkens mededelingen van
het stichtingsbestuur zodanig, dat
voor zover thans is te overzien, de
financiële consequenties van de ge
constateerde leegstand kunnen wor
den opgevangen.
Het wel of niet ontvangen van een
I.S.P.-subsidie voor een 3.B.C.
heeft geen invloed op de financiële
situatie van de S.B.L.
Overigens wordt verwezen naar het
antwoord op vraag 252.
- 254. Hieronder verstaan wij in zijn alge
meenheid het scheppen van gunstige
voorwaarden welke voor het functio
neren van kleinschalige bedrijven
noodzakelijk zijn.
De in de vraag genoemde voorbeelden
kunnen ook onder deze definitie wor
den begrepen. In het ontwerpbeleids-
plan hebben wij daarenboven voor het
bevorderen van kleinschalig onderne
merschap een bedrag opgenomen.
255. Voor wat betreft de eerste vraag zij
verwezen naar het antwoord op vraag
256.
De tweede vraag wordt bevestigend be
antwoord. Een deel van de middelen
voor het bevorderen van kleinscha
lig ondernemerschap blijft dan ook
gereserveerd.
9-3
Pa 256. a- Hoe zijn de vooruitzichten op een
ISP-subsidie voor het 3BC?
b. Wordt er reeds aan een nadere ihvul-
ling gewerkt van het globale voor
stel met betrekking tot de opzet en
uitwerking van een 3BC in Leeuwar
den?
c. Hoe denkt het college over de vol
gende aspecten met betrekking tot
een 3BC:
- het soort bedrijvigheid dat in een
dergelijk centrum zou moeten plaats
vinden (handel of meer industrie-
georiënteerd?)
- het afzetgebied (dit is bv. afhan
kelijk van de opvatting wanneer wat
als concurrentievervalsing wordt
aangemerkt)
- de mate van commercialiteit (zijn
alleen overheidsorganen bij de op
zet betrokken of -zoals elders-
ook grote bedrijven als Philips)
- kunnen bedrijven alleen maar star
ten in zo'n centrum of mogen ze ook
blijven (dus meer het karakter van een
bedrijfsverzamelgebouw)
- wat zijn andere criteria op grond
waarvan (zonodig)
- heeft het college ook ideeën over
bv. een coöperatieve beheersvorm?
d. Kan het college ook iets zeggen over
de te verwachten behoefte aan zo'n
centrum? Heeft er reeds een behoef-
tenonderzoek plaatsgevonden of staat
dit nog te gebeuren?
256Ad a
De Minister van Economische Zaken
heeft inmiddels een subsidie van
40% in de investeringskosten toe
gezegd
Ad. b.
3a.
Ad. c.
Het 3.B.C. richt zich op beginnende
en/of zeer kleine bedrijven, en wel
bij voorkeur welke innoverende ac
tiviteiten ontplooien in de sfeer
van ambacht en industrie en zakelij
ke dienstverlening.
Wanneer bedrijven zich hebben ont
plooid tot zelfstandige volwaardige
ondernemingen zullen ze het centrum
moeten verlaten.
Naast de participanten in de Stich
ting 3.3.C Leeuwarden, te weten de
Gemeente Leeuwarden, de Provincie
Friesland en de Kamer van Koophan
del en Fabrieken voor Friesland ligt
het in de bedoeling dat een aantal
banken gezamenlijk zullen bijdragen
in het 3.B.C.
Gelet op de korte gemiddelde ver
blijfsduur van bedrijven in het
3.B.C. achten wij een coöperatieve
beleidsvorm niet gewenst.
Ad. d.
Bij alle participanten bestaat de
verwachting, dat het 3.B.C. in een
behoefte zal blijken te voorzien.
Van verschillende zijden komen er
signalen, dat er een toenemende be
langstelling is voor het zelfstan
dig ondernemerschap.
E. Diversen.
C 257. Ligt het pleiten voor handhaving van de
BRT (ex WIR) en toekenning daarvan aan
Leeuwarden niet meer voor de hand dan
enkel het ter kennis van de Tweede Ka
mer brengen van bezwaren tegen afschaf
fing van de ROT, waarvan vaststaat dat
zij geen enkel positief effect heeft
gehad op de vestiging van bedrijven uit
de zogenaamde congestiegebieden?
257. De laatste jaren hebben wij meerma
len gepleit voor het toekennen van
de B.R.T. aan Leeuwarden. Wij zijn
nog steeds van mening, dat Leeuwar
den onder de werking van de B.R.T.
dient te komen. Dit mede i.v.m. de
discriminerende werking daarvan. Nu
de Minister van Economische Zaken
het voornemen heeft de B.R.T. af
te schaffen, hebben wij ons gericht
tegen de overige voorgenomen verla
gingen van het regionaal stimule-
ringsinstumentarium. Onze bezwaren
richten zich met name tegen het
plan van de minister de I.P.R. te
verlagen en daarbij tevens opnieuw
tot verschil in steunniveau te ko
men binnen dezelfde regio.