Naast deze verruimingsmogelijkheden, die in de verordening kunnen worden
aangebracht op grond van de wijzigingen in de K.S.B.S., is het gewenst een aan
tal versoepelingselementen in de verordening aan te brengen c.q. als aanvulling
daarop in te voeren, teneinde beter op de knelpunten, die zich in de praktijk
voor de ondernemer voordoen, te kunnen inspelen. Deze elementen kunnen binnen de
kaderregeling in de verordening worden aangebracht c.q. als aanvulling daarop
worden toegevoegd en betreffen:
het niet meer relateren van de inkomenssteun aan de periodieke
uitkeringsnorm als bedoeld in de Rijksgroepsregeling Zelfstandigen, met dien
verstande, dat het uitgangspunt van het toe te kennen bedrag aan inko
menssteun wel duidelijk in een artikel wordt vastgelegd;
het herzien van de normen bij de beëindigingsuitkering, aangezien deze niet
aansluiten op de ontwikkelingen in de praktijk;
het soepel hanteren van de vastgestelde ruimtelijk-economische structuur,
aangezien bij de vaststelling ervan niet alle ontwikkelingen konden worden
voorzien, maar een ondernemer wel parten spelen. Dit vraagt in feite om een
aanvulling op de verordening en wel in die zin, dat er bij toekenning van
een steunbedrag er de garantie dient te zijn, dat in het geval de panden
blijven gehandhaafd, er niet een zelfde soort bedrijf of branche zich daarin
vestigt c.q. kan vestigen. Hiertoe dient tussen de betreffende ondernemer en
de gemeente een overeenkomst te worden gesloten.
Wij wijzen U erop, dat naar alle waarschijnlijkheid de Wet op de Stads- en
Dorpsvernieuwing op 1 januari 1985 in werking zal treden. Dat houdt in, dat
naast de Interim Saldo Regeling de Verordening Steun Bedrijven Stadsvernieuwing
zal verdwijnen. Onder die wet zal er geen sprake meer zijn van afzonderlijke
geldstromen.van de verschillende ministeries. De gelden die dan door het Rijk
voor stads- en dorpsvernieuwing worden vrijgemaakt, zullen gestort worden in
één gemeentelijk fonds (voor de grotere gemeenten). De te hanteren ver
deelsleutel en de beschikbare landelijke middelen zullen ertoe leiden, dat de
gemeente over minder stadsvernieuwingsgelden zal kunnen beschikken dan in het
verleden. De gemeente zal zelf aan de hand van prioriteiten moeten bepalen hoe
de stadsvernieuwingsgelden over de verschillende sectoren dienen te worden ver
deeld en de wijze waarop daaraan uitvoering kan worden gegeven. Voor zover er
nog sprake mocht zijn van richtlijnen van het Rijk, zullen deze globaal zijn.
De steunmogelijkheden op grond van de V.S.B.S. zullen derhalve nog ruim één
jaar aangewend kunnen worden. Daarna zal moeten worden nagegaan op welke wijze
de gemeente de steunmaatregelen aan bedrijven wil en kan invullen. Derhalve kun
nen er geen toezeggingen worden gedaan voor het jaar 1985 en daarop volgende
jaren. In verband met de consequenties (financieel) van de invoering van de Wet
op de Stads- en Dorpsvernieuwing zal zo nodig voor 1 januari 1985 een wijziging
van de Verordening aan U worden voorgelegd.
De thans voorgestelde wijzigingen zijn besproken met de Vaste
Overlegcommissie Midden- en Kleinbedrijf.
Wij stellen U voor, te besluiten overeenkomstig het bijgaand ontwerp-besluit
en dit ter kennis te brengen van de staatssecretaris van Economische Zaken.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr. G.J. te Loo Burgemeester,
mr. W.J.G. Reumer
Secretaris.
Nr. 18279.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 1 december 1983»
(bijlage no. 452);
gelet op de Verordening Steun Bedrijven Stadsvernieuwing 1980;
gelet op de Kaderregeling Steun Bedrijven Stadsvernieuwing van het
Ministerie van Economische Zaken en op de wijzigingen daarin van 18 mei 1983.
BESLUIT:
De Verordening Steun Bedrijven Stadsvernieuwing 1980 (V.S.B.S.) te wijzigen als
volgt:
het in artikel 5, lid 1 genoemde bedrag ad 150.000,— wordt vervangen door
250.000,—";
het in artikel 15, lid 1 genoemde bedrag ad 29.000,— wordt vervangen door
50.000,—
in artikel 15 wordt na lid 2 een nieuw lid 3 ingevoegd: "Burgemeester en
Wethouders kunnen, indien de voortgang van het stadsvernieuwingsproces daar
toe aanleiding geeft, bepalen dat de in lid 2 genoemde termijn wordt
verlengd tot maximaal 4 jaar";
de oude leden 3 en 4 van artikel 15 worden vernummerd tot respectievelijk
lid 4 en lid 5;
laatstgenoemd lid 5 luidt: "De steun bedraagt in principe het verschil
tussen de winst van de ondernemer in het boekjaar van zijn aanvraag dan wel
het daaropvolgende boekjaar en zijn in het eerste lid bedoelde gemiddelde
winst, voor zover deze winst lager is dan 50.000,en kan hoogstens
50.000,per jaar bedragen, met dien verstande dat de som van de inko
menssteun en de winst van de ondernemer niet meer mag bedragen dan
50.000,per jaar;
het in artikel 21 genoemde percentage van "20$" wordt vervangen door: "30$"
en het bedrag van 10.000,— en 25.000,— wordt gewijzigd in respec
tievelijk 20.000,—" en 50.000,—".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.