- 2 -
F. Het derde lid onder c wordt gewijzigd en gelezen als volgt:
voor pleziervaartuigen, andere dan kano's en roeiboten per vaartuig per
jaar
1voor zover de lengte van het vaartuig niet meer bedraagt dan
7 meter 134,
2. bij een lengte van 7 tot 10 meter 214,
3. bij een lengte van 10 tot 15 meter 281,
4. bij een lengte van 15 tot 20 meter 305,
5. bij een lengte van 20 meter en meer 329,
G. Het vierde lid wordt gewijzigd en gelezen als volgt:
het innemen van een ligplaats door pleziervaartuigen:
a. in het openbaar vaarwater of aan kaden en oevers gelegen tussen de
Verplaatsbrug, de Prins Hendrikbrug en de Noorderbrug, gedurende de
periode 16 mei tot en met 15 september,
1voorzover de lengte van het vaartuig niet meer bedraagt dan 7 meter,
per overnachting 2,85
2. bij een lengte van 7 tot 10 meter 4,55
3. bij een lengte van 10 meter en meer 5,85
b. in het openbaar vaarwater Woudmansdiep of aan de oevers van het
recreatiegebied Froskepolle, alsmede voor de passantenplaatsen in de
haven aan de Zuidoever van de Grote Wielen, gedurende de periode 1 mei
tot en met 30 september.
1voor zover de lengte van het vaartuig niet meer bedraagt dan 7
meter, per overnachting 2,85
2. bij een lengte van 7 tot 10 meter 4,55
3. bij een lengte van 10 meter en meer 5,85
c. in een vaste ligplaatsbox in het recreatiegebied de Grote Wielen per m2
box per jaar 16,95.
H. Het vijfde lid wordt gewijzigd en gelezen als volgt:
het innemen van een ligplaats door woonschepen en schepen uitsluitend
gebruikt voor bewoning wanneer het verblijf binnen de gemeente een termijn
van 14 - al dan niet achtereenvolgende - dagen binnen hetzelfde kalenderjaar
te boven gaat onverminderd het bepaalde in lid 6 van dit artikel:
a. voorzover de lengte van het schip niet meer bedraagt dan 15 meter, per
kalendermaand 23,55.
b. bij een grotere lengte dan 15 meter 23>55 verhoogd met 1,57 voor
iedere meter boven 15 meter.
Het ingevolge dit lid verschuldigde havengeld wordt verhoogd, indien de
ligplaats is voorzien van een aansluiting voor:
1. water, met 14,65
2. elektriciteit, met 20,05
3. water en elektriciteit met 34,70
per kalendermaand.
I. In lid 6 onder a en b wordt voor 5,70 en 30,gelezen respectievelijk
5,85 en 30,90.
Artikel II.
Voor de in artikel 14 vermelde bedragen 0,16, 0,80, 2,25 en 18,
wordt gelezen respectievelijk 0,165, f 0,82, 2,30 en 18,55.
Artikel III.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1984.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.