"3. De deelnemer, die buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging geniet,
die zonder behoud van bezoldiging op non-aktiviteit is gesteld of non-aktivi-
teitsverlof geniet, of die zich - tenzij voor herhalingsoefeningen - in werkelijke
militaire dienst bevindt, ontvangt geen uitkering en van hem wordt geen
bijdrage ais bedoeld in artikel 10 ingehouden.
4. De in het derde lid bedoelde deelnemer behoudt het recht op uitkering, indien
het gemeentebestuur dan wei het bestuur van het lichaam dit verzoekt onder de
voorwaarde dat de berekening en betaling van de bijdrage in dit geval
plaatsvindt overeenkomstig artikel 10."
Artikel VIII
Artikel 9 wordt vervangen door een nieuw artikel 9, luidende:
"1. Gezinslid in de zin van de regeling is:
a. de echtgenoot van de deelnemer, tenzij het deelnemerschap wordt ontleend
aan artikel 3, onder c of d;
b. degene, die op verzoek van de deelnemer voor de toepassing van deze
regeling door het gemeentebestuur dan wel door het bestuur van het lichaam
krachtens de voor het personeel van die gemeente of dat lichaam geldende
rechtspositieregeling met een gezinslid als bedoeld onder a is gelijkgesteld,
met ingang van de dag van die gelijkstelling, indien hij op de bij het
reglement voorgeschreven wijze en binnen de daarbij gestelde termijn bij de
administratie van het instituut is aangemeld. Het gezinslidmaatschap k3n
niet worden verkregen voor degene, voor wie de gelijkstelling is verzocht
door deelnemers, die op grond van artikel 3, onder c of d, deelnemer zijn.
Indien de deelnemer gehuwd is zal de hiervoren bedoelde gelijkstelling
slechts van kracht kunnen zijn, indien hij op voorhand afstand doet van alle
aanspraken, die hij terzake van ziektekosten of kosten verband houdende
met ziekte van de echtgenoot zal kunnen maken en op voorwaarde, dat
blijkens een schriftelijke verklaring de echtgenoot met deze afstand van
aanspraken instemt. De verklaring van afstand door de deelnemer en de
verklaring van instemming door de echtgenoot moeten bij de aanmelding bij
de administratie van het instituut worden overgelegd;
c. het kind, pleegkind of aangehuwd kind van de deelnemer tot de leeftijd van
13 jaren, dat tot zijn huishouden behoort; het kind, pleegkind of aangehuwd
kind van de deelnemer in de leeftijd van 13 jaren of ouder doch jonger dan
27 jaren, dat in belangrijke mate op zijn kosten wordt onderhouden en
waarvan op een door het bestuur aan te geven wijze blijkt dat de voor
werkzaamheden beschikbars tijd grotendeels in beslag wordt genomen door
of in verband met het volgen van onderwijs of van een beroepsopleiding;
d. de bloed- of aanverwant tot in de tweede graad van de gehuwde deelnemer,
indien hij - naar het oordeel van het bestuur -, bij ontstentenis of blijvende
of langdurige ziekte van zijn echtgenoot, bij hem inwonend, zijn huishouden
verzorgt en grotendeels te zijnen laste komt;
e. de bloed- of aanverwant tot in de tweede graad van de ongehuwde
deelnemer, indien hij - naar het oordeel van het bestuur - bij hem inwonend,
zijn huishouden verzorgt en grotendeels te zijnen laste komt;
2. Niet of niet meer wordt degene, bedoeld in het eerste lid, als gezinslid
aan gem erkt:
a. die aanspraak kan maken op gehele of gedeeltelijke tegemoetkoming in de
premie van een ziektekostenverzekering of op gehele of gedeeltelijke
geneeskundige verzorging of op gehele of gedeeltelijke vergoeding van de
kosten daarvan;
b. voor wie uit hoofde van enige wettelijke regeling aanspraak gemaakt kan
worden op gehele of gedeeltelijke geneeskundige verzorging of op gehele of
gedeeltelijke vergoeding van kosten daarvan;
c. op wie artikel 3 van de Ziekenfondswet van toepassing ware geweest indien
de in dat artikel bedoelde loongrens niet was overschreden;
d. die een zelfstandig beroep of bedrijf uitoefent.
3. Het bestuur is bevoegd onder door hem bij reglement te stellen voorwaarden
voor bijzondere gevallen of groepen van gevallen van het bepaalde in het eerste
lid, onder c, en het tweede lid af te wijken.
4. Het bestuur is in afwijking van het bepaalde in het tweede lid bevoegd de
deelnemer een tegemoetkoming te verlenen in ziektekosten en kasten verband
houdende met ziekte van een gezinslid, bedoeld onder a, b en c van het eerste
lid, die is uitgezonderd als gezinslid op grond van het bepaalde in het tweede
lid. De tegemoetkoming gaat echter niet boven hetgeen waarop een deelnemer
in het algemeen in een gelijk geval op grond van deze regeling aanspraak had
kunnen maken. Niet vergoed worden de kosten van voorzieningen, welke de
Ziekenfondswet als verstrekking aanmerkt.
3. De gemeente of het lichaam, alsmede de deelnemer verstrekken het bestuur
alle informatie, nodig voor de vaststelling van het gezinslidmaatschap."
Artikel IX
De artikelen 10 en 11 worden vervangen door een nieuw artikel 10, luidende:
"1. De deelnemer draagt een door het bestuur bij de vaststelling van de begroting
voor alle deelnemers te bepalen gelijk percentage van zijn heffingsgrondslag bij.
2. Onder heffingsgrondslag, bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan:
a. voor de aktieve deelnemer, bedoeld in artikel 3, onder a, artikel 4, lid 1 en
2, onder a en c, het bedrag gelijk aan het ambtelijk inkomen als bedoeld in
artikel Cl van de Algemene burgerlijke pensioenwet;
b. voor de wachtgeld genietende deelnemer jonger dan 60 jaar, het bedrag
waarnaar het wachtgeld wordt berekend;