II. Beroepschrift.
De heer Boorsma voert tegen het besluit van Burgemeester en Wethouders het
volgende aan:
- Het bouwplan is op geen enkele wijze in strijd met het bestemmingsplan.
- Dat het college dit eigenlijk ook vindt, blijkt uit de omslachtige moti
vering van het weigeringsbesluit.
- De rechtszekerheid van de burger is gelegen in de juiste toepassing van
de bestemmingsplanvoorschriften.
- Indien het beleid afwijkt van het geldende bestemmingsplan, dient dat plan I
te worden aangepast. Zolang dat niet gebeurt, dient een eventueel onwelvalj
lige situatie, mits in overeenstemming met het plan, te worden gedoogd.
- De motiveringen van het college, zoals "oorspronkelijke planoozet"
"plansystematiekopschuiving van de grenslijn van de bebouwing, rechts- I
zekerheid van de overige eigenaars e.d. zijn in strijd met de enige
rechtszekerheid die hier aan de orde is, nl. die van het bestemmingsplan. I
- De interne adviezen, met name van de Coördinatiecommissie Bouwzaken, waren I
positief.
- De gemeente probeert voor een aantal noodlokalen in de onmiddellijke om
geving zelf af te wijken van het bestemmingsplan. I
III. Reactie van Burgemeester en Wethouders.
Bij schrijven van 27 juli 1984 hebben Burgemeester en Wethouders op het be- I
roepschrift van de heer Boorsma gereageerd.
Aanvullend op wat reeds in de bestreden beschikking is gesteld, stellen
Burgemeester en Wethouders, dat uit de opzet en systematiek van het bes em- I
mingsplan blijkt, dat de hoofdgebouwen binnen het bebouwingsvlak moeten
worden opgericht. De voorgevels met name dienen op de grenslijn van het
bebouwingsvlak te staan. Voor uitbouwen is geen plaats, omdat deze geen
deel uitmaken van het hoofdgebouw. Dit blijkt uit de bestemming "tuin en/of I
open erf I" direct grenzend aan de voorzijde van het hoofdgebouw, dit in
tegenstelling tot de bestemming "tuin en/of open erf II" aan de achterzijde
van het hoofdgebouw die wel iets dergelijks (onder voorwaarden) toestaat.
Gelet op de gevoerde anticipatieprocedure waarmee o.m. het onderhavige
bouwblok is gerealiseerd, dient de nieuw ontstane grenslijn van de bebouwing I
beschouwd te worden als de grenslijn van de bebouwing, die ingevolge het
bestemmingsplan niet mag worden overschreden. De opmerking van appellant
over de Coördinatiecommissie Bouwzaken is niet relevant, omdat deze geen
officiële status heeft. Bij de door appellant genoemde noodlokalen gaat het
om een tijdelijke zaak, bij appellants woning zelf om een permanente.
Burgemeester en Wethouders zijn van oordeel, dat het beroepschrift ongegrond I
dient te worden verklaard.
-Ui; -• hhhm
- 3 -
IV. Terinzagelegging van de stukken en hoorzitting.
De op de zaak betrekking hebbende stukken hebben van 13 t/m 17 augustus
1984 ter gemeentesecretarie ter inzage gelegen. De heer Boorsma heeft de
stukken ingezien. De Raadsadviescommissie heeft de heer Boorsma en de ver
tegenwoordiger van Burgemeester en Wethouders in de gelegenheid gesteld
hun standpunten toe te lichten in een vergadering van de Raadsadviescom-
mi38ie op woensdag 5 september 1984 te 16.30 uur in het Stadhuis.
In aanvulling op zijn beroepschrift stelde de heer Boorsma, dat ook andere
woningen zijn gebouwd onder hetzelfde voorbereidingsbesluit, waar wel uit
bouwen zijn toegestaan. Ook is er recentelijk in de onmiddellijke omgeving
met vergunning een uitbouw gebouwd in exact dezelfde situatie als bij
zijn woning. De vertegenwoordiger van Burgemeester en Wethouders herhaalde
de reeds schriftelijk ingenomen standpunten en concludeerde, dat het vigerende
bestemmingsplan een uitbouw op die plaats niet toelaat.
V. Overwegingen van de Raadsadviescommlssie voor de beroer- en bezwaar
schriften.
De Raadsadviescommissie is, met inachtneming van artikel 10, derde lid, van
de Procedureverordening Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaar
schriften, het volgende van mening.
ïïi de jurisprudentie blijkt ondubbelzinnig, dat, ondanks gevoerde anti
cipatieprocedures, het oorspronkelijke bestemmingsplan zijn gelding onver
minderd behoudt. Bij de beoordeling van het bouwplan dient men zich derhalve
st ikt te beperken tot de in het bestemmingsplan aangegeven bestemming, in
ca u één- en meergezinswoningen in drie lagen. Op de onderhavige plaats
mag wel worden gebouwd, maar geen uitbouw, omdat een dergelijk bouwwerk
ni-1 past binnen de stringent aangegeven bestemming. Dit kan in uiterste
consequentie slechts betekenen, dat op de onderhavige plaats een bouwplan
mag worden gerealiseerd in drie lagen, dat als zodanig kan worden beschouwd
als een deel van de bestaande hoofdmassa. De motivering van het college
van Burgemeester en Wethouders in de weigeringsbeschikking is derhalve te
uitgebreid en dient te worden aangepast. Het beroepschrift dient ongegrond
te worden verklaard.
Twee leden van de Raadsadviescommissie wensen aantekening te hebben tegen
gestemd. Zij zijn van mening, dat het beroepschrift gegrond moet worden
verklaard, aangezien op het onderhavige plekje grond mag worden gebouwd en
de bestemming één- en meergezinswoningen in drie lagen het mindere (een
uitbouw) niet uitsluit, ondanks het feit, dat dit uit stedebouwkundig oog
punt wellicht niet gewenst kan zijn.