- 10 -
V. Beleidsaanbevelingen.
In dit hoofdstuk zal nader worden ingegaan op:
- de eisen die aan een instelling, die in aanmerking wenst te komen voor
een representativiteitsverklaring, moeten worden gesteld;
- de technische faciliteiten, die aanwezig (dienen te) zijn om lokale uit
zendingen mogelijk te maken en
- de mate van gemeentelijke medewerking bij de totstandkoming van lokale
omroep.
1. Representativiteit.
In artikel 47 van de Omroepwet (zie pag. 3 van deze rapportage), wordt een
aantal concrete eisen geformuleerd waaraan een omroeporganisatie moet
voldoen.
Het gestelde dat de organisatie representatief moet zijn, dient echter nog
nader te worden uitgewerkt.
De werkgroep heeft zich daarom beziggehouden met de vraag wat in dit kader
onder ""representatief" kan worden verstaan.
Gebleken is, dat de inhoud van dit begrip door gemeenten verschillend wordt
ingevuld. In de meeste gemeenten wordt een instelling representatief
geacht, indien diverse geledingen uit het maatschappelijk leven, zoals
verenigingen/instellingen op het terrein van de cultuur, sport, recreatie,
samenlevingsopbouw, jeugd- en jongerenwerk, bejaarden, minderheden, eman
cipatie, werkgevers, werknemers etc. daarin participeren.
Het is aan de lokale overheid te bepalen welke van deze organisaties naar
haar mening in een lokale omroeporganisatie niet mogen ontbreken.
Uit de statuten van de betreffende instelling zal naar de mening van de
werkgroep in ieder geval moeten blijken, dat instellingen zoals hiervoor
genoemd de mogelijkheid hebben indien ze dat wensen te participeren in de
lokale omroeporganisatie.
Daartegenover staat echter, dat indien een instelling of een groep van
instellingen niet bereid is te participeren in een lokale omroeporganisa
tie, deze organisatie op grond daarvan het predicaat representatief niet
- 11 -
mag worden onthouden.
De organisatie die voor een representativiteitsverklaring in aanmerking
wenst te komen dient evenwel genoegzaam aan te tonen, dat zij op basis van
een uitgewerkte conceptie heeft getracht een zo breed mogelijk draagvlak te
verkrijgen.
De werkgroep is zich ervan bewust dat met behulp van het vorenstaande niet
expliciet kan worden aangegeven welke organisatie wel of niet represen
tatief genoemd kan worden.
Veeleer kan het gestelde als leidraad dienen bij de discussie daaromtrent.
Het zal van verschillende factoren afhangen welke instelling uiteindelijk
voor Leeuwarden representatief wordt geacht.
Naast het representativiteitscriterium acht de werkgroep het gewenst dat
het beleidsbepalend orgaan van een lokale omroeporganisatie verantwoor
delijk is en kan zijn voor het te voeren programmabeleid.
In het daartoe op te stellen programma- of redactiestatuut zullen ten aan
zien daarvan bindende aanwijzingen moeten worden gegeven.
Tenslotte meent de werkgroep, dat het voor anderen mogelijk moet zijn onder
de verantwoordelijkheid van de lokale omroeporganisatie programma's uit te
zenden (paraplufunctie).
Men kan hierbij denken aan minderheidsgroepen, kerken, pers, individuen en
de gemeente.
Ook deze mogelijkheid dient in de statuten vastgelegd te zijn.
Resumerend kan worden gesteld dat de werkgroep van mening is dat een lokale
omroeporganisatie die voor een representativiteitsverklaring in aanmerking
wenst te komen, moet voldoen aan de navolgende criteria.
1. De organisatie dient volledige rechtspersoonlijkheid te bezitten;
2. De lokale omroeporganisatie dient onafhankelijk en pluriform te zijn;
3a. Het beleidsbepalend orgaan (het dagelijks bestuur en/of de program
maraad) van de lokale omroeporganisatie dient representatief te zijn
voor de lokale gemeenschap.
b. Het beleidsbepalend orgaan van de lokale omroeporganisatie dient
samengesteld te worden uit verschillende representatieve organisaties
op cultureel, levensbeschouwelijk en maatschappelijk terrein binnen de