VI-2 2. Specifieke uitgangspunten. 2v1M.b.t. efficiencyvergroting en extensivering van beleid. De kosten van beleidsvoorbereiding en uitvoering dienen in overeenstemming te zijn met de gewenste politieke output. 2.1.1. Voor wat betreft de beleidsvoorbereiding gaat het met name om - het inspelen op mogelijkheden om door aanpassing, her verdeling en vereenvoudiging verbeteringen aan te brengen in de organisatie en werkwijze van secretarie en diensten: - een vereenvoudiging van besluitvormingsprocessen, waarbij de lengte, aard en noodzaak van de onderscheidene (plan-) procedures alsmede ambtelijke en bestuurlijke adviesor ganen kritisch worden doorgelicht; - waar mogelijk wordt afgezien van (dure) dienstverlening door derden, met name externe adviesbureaus. 2.1.2. Voor wat betreft de beleidsuitvoering gaat het met name om - de taakverdeling tussen door de gemeente gesubsidieerde instellingen, inclusief mogelijkheden voor integratie of samenwerking ten aanzien van accommodaties en/of activi teiten; - het vervangen, waar mogelijk, van professionele uitvoering door professionele begeleiding, zodat de verantwoordelijk heid en eigen mogelijkheden van de betrokkenen (zelfhulp initiatieven) meer ruimte krijgen; - het vergroten van het kostenbesef door middel van het in stellen van taakstellende budgetten 5 - als wordt geconstateerd dat dienstverlening van particu liere bedrijven goedkoper is dan van de gemeente, worden deze gemeentelijke activiteiten niet automatisch afgesto ten/uitbesteed maar eerst doorgelicht op efficiency en financieel beheer. Pas daarna wordt een beslissing genomen over hetzij uit besteden, hetzij afstoten (in het eerste geval wel, in het tweede geval geen politieke eindverantwoordelijkheid). 3. M.b.t. inkomstenverhogende maatregelen. 3.1. Verhoging van belasting en andere lasten van de burgers is tot het uiterste beperkt en afgewogen tegen handhaving van bestaand beleid en/of nieuwe beleidsvoornemens. 3.2. De vaststelling van tarieven is zodanig dat het maatschappelijke rendement van voorzieningen optimaal is. 3-3- Voor gemeentelijke heffingen en belastingen geldt zo mogelijk het principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen VI-3 4. M.b.t. verhouding rijk - gemeente 4.1. In principe zal de gemeente voor het uitvoeren van in het kader van de decentralisatie van rijkstaken verkregen taken (medebewind) niet meer middelen beschikbaar stellen dan het rijk aan middelen overhevelt voor deze taken. 4.2. Door de rijksoverheid aan te brengen bezuinigingen op het terrein van de zgn. specifieke uitkeringen (in de ruimste zin des woords) zullen in beginsel volledig moeten worden gedragen door de betrokken beleidssectoren. 5M.b.t. verhouding gemeente - periferie. 5.1. De kosten van voorzieningen met een (boven) regionaal karakter dienen voor zover mogelijk naar rato van de gebruikers gedragen te worden door de gemeenten van waaruit deze gebruikers afkomstig zijn. 5.2. De vertegenwoordigers van de gemeente Leeuwarden in de besturen van de onderscheiden publiek- en privaatrechtelijke samenwerkingsvormen waaraan de gemeente deelneemt, brengen voorstellen ter discussie om in de beleidsperiode 1985-1989 te komen tot een verlaging van de budgetten van de betreffende samenwerkingsvormen. Deze verlaging dient, waar mogelijk, te zijn afgestemd op de procentuele budgetver laging die de gemeente Leeuwarden ten aanzien van haar eigen begro ting noodzakelijk moet doorvoeren.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1984 | | pagina 432