Vaststellen kostenbedragen als bedoeld in artikel 55 ter, eerste lid van de Lager-onderwijswet 1920 over het jaar 1982 en in artikel 55 ter, tweede lid van deze wet over de jaren 1978 tot en met 1982. Bijlage nr. 382 Leeuwarden, 1 november 1984. Aan de Gemeenteraad. Ingevolge artikel 55 ter, eerste lid van de Lager-onderwijswet 1920 stelt de raad van een gemeente, die één of meer openbare lagere scholen in stand houdt, jaarlijks voorlopig vasts a het bedrag dat de gemeente in het voorafgaande kalenderjaar ter zake van de in artikel 55 bis bedoelde kosten voor die scholen werkelijk heeft uitgegeven b. het bedrag, dat overeenkomstig het krachtens artikel 55 bis per leerling bepaalde bedrag in verband met het aantal leerlingen van die scholen voor dat kalenderjaar daarvoor beschikbaar was gesteld; c. indien het onder a bedoelde bedrag verschilt van dat onder b, het bedrag van het verschil. Deze vaststelling is van belang voor het bijzonder lager onderwijs; de vast tf stellen bedragen, vormen de basis voor het bepalen van de aan de schoolbesturen uit de gemeentekas toekomende exploitatievergoeding. Thans kan deze vaststelling over het jaar 1982 plaats hebben. Aan de hand van de cijfers van de voorlopige gemeenterekening over 1982 is een berekening van de werkelijke uitgaven en inkomsten opgezet. Voor een nadere specificatie verwijzen w:l U naar het voor U ter inzage liggende overzicht. Na de sluiting van de rekening der gemeente door Gedeputeerde Staten stelt de gemeenteraad de in het eerste en tweede lid van artikel 55 ter van meerge noemde wet bedoelde bedragen definitief vast, indien de voorlopige vaststelling w:i jziging moet ondergaan. Is dit laatste niet het geval, dan wordt door het b' sluit van Gedeputeerde Staten de voorlopige vaststelling definitief. Om de vijf jaren stelt de gemeenteraad, ingevolge artikel 55 ter, tweede li i, eveneens vast: 1. het totaal van de uitgaven, onder a bovengenoemd bedoeld, over de vooraf gaande vijf jaren; 2-, het totaal van de bedragen, onder b bovengenoemd bedoeld, over hetzelfde tijdvak indien het onder 1 bedoelde bedrag dat onder 2 overschrijdt, het bedrag per leerling der overschrijding; dit wordt bepaald door het bedrag der overschrijding te delen door het gemiddeld aantal leerlingen, dat in dat vijfjarig tijdvak de scholen voor gewoon lager onderwijs heeft bezocht.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1984 | | pagina 433