- 4 -
Hoewel het besluit van de minister alleen betrekking heeft op het sociaal-
cultureel werk, menen wij dat het democratisch functioneren van principieel
belang is voor alle gesubsidieerde instellingen en niet alleen een eis zou
moeten zijn voor instellingen op sociaal-cultureel terrein. Met het oog daarop
hebben wij de betreffende regels een algemene geldigheid gegeven door ze via een
uitvoeringsregeling aan de ASV te verbinden.
5. de beleidswijzigingen.
Bij het opstellen van de (ontwerp)verordeningen is uitgangspunt geweest het
vastleggen en harmoniseren van de bestaande subsidievoorwaarden en -regels.
Dit hield tevens in dat zo weinig mogelijk beleidswijzigingen zouden worden
doorgevoerd. Op dit uitgangspunt zijn echter uitzonderingen gemaakt.
Dié wijzigingen, die in het Sociaal-cultureel Plan zijn aangekondigd en die
urgent zijn, zijn wel aangebracht. Deze wijzigingen komen met name tot uiting in
de SSW. De belangrijkste wijzigingen komen voort uit het streven naar een nieuwe
subsidiëringsstructuur voor het sociaal-cultureel werk in wijken en buurten en
de daarbij behorende ondersteuningsstructuur op stedelijk niveau. De
belangrijkste stappen die gezet worden in de richting van een decentrale voor
zieningenstructuur en een bij de decentrale werkuitvoering passende sub
sidiëringsstructuur zijn, dat alle buurt- en wijkorganisaties voortaan op grond
van één en dezelfde regeling rechtstreeks kunnen worden gesubsidieerd, dat deze
organisaties een structureel en voor een deel genormeerd subsidie kunnen ont
vangen in de aanvaarde kosten van huisvesting en dat zij voorts via een afkoop
som kunnen wor.den gesubsidieerd in de kosten van uitvoering van een pakket
activiteiten. De stedelijke ondersteunende instellingen worden niet (meer)
gesubsidieerd in de kosten van activiteiten, maar alleen in de aanvaarde kosten
van personeel, huisvesting en organisatie (structureel) en in de kosten van
deskundigheidsbevordering van vrijwillig kader in wijken en buurten (eenmalig).
In de voorstellen zoals die thans aan U worden gepresenteerd, zijn de uitkomsten
van het advies van de Adviescommissie Accommodatieproblematiek verwerkt.
Deze Commissie werd door ons ingesteld om oplossingen te zoeken voor de
exploitatieproblematiek van wijk- en buurtaccommodatiesHet advies van deze
Commissie en het door ons ingenomen standpunt daaromtrent is behandeld in de
"Nadere Standpuntbepaling en nota van wijzigingen", hoofdstuk 2, par. 2 en 3«
In het verband van dat hoofdstuk wordt overigens nog op een drietal andere wij
zigingen in de bestaande situatie ingegaan. In de eerste plaats betreft dat de
wijze van subsidiëren van de administratie- en accountantskosten van wijk- en
buurtorganisaties, waarvoor wij - in afwijking van de tot nu toe geldende
beleidslijn - voorstellen om onder zekere voorwaarden over te gaan tot
rechtstreekse subsidiëring op formatieve basis van één stedelijke organisatie
voor de administratie van wijk- en buurtorganisaties.
Voor een nadere uiteenzetting wordt verwezen naar de "Nadere Standpuntbepaling
etc.", hoofdstuk 2, par. 1. onder b. Verder is' voorgesteld om de sub-
sidiëringsvoorwaarden en de subsidiëringsmethodiek van instellingen voor
peuterspeelzaalwerk ingrijpend te wijzigen, zulks mede naar aanleiding van de
uitkomsten van het onderzoek op het terrein van het peuterspeelzaalwerk, waartoe
door U in het kader van de vaststelling van het Sociaal-cultureel Plan '82-'85
werd besloten.
- 5 -
Voor een nadere toelichting op één en ander verwijzen wij U naar de "Nadere
Standpuntbepaling etc.", hoofdstuk 2, par. 3« Voor de uit deze wijziging van de
subsidiëringsstructuur van deze werksoort voortvloeiende meerkosten, hoopten wij
aanvankelijk U in het kader van de voorstellen voor nieuw beleid 1985 nadere
voorstellen te kunnen doen. Bij het voorbereiden van deze voorstellen is echter
inmiddels gebleken dat er gelet op de in het kader van het beleidsplan gehan
teerde uitgangspunten 100.000,nieuw beleid per jaar, evenwichtige ver
deling over de verschillende jaren) onvoldoende financiële ruimte is om de
nieuwe regeling reeds per 1 januari 1985 te bekostigen.
Los daarvan bleek bij de openbare behandeling van de subsidie-verordening in de
gecombineerde vergadering van de Commissies voor Welzijnsaangelegenheden en
Financiën dat door de betrokken instellingen enige kritische kanttekeningen wer
den gemaakt bij de voorgestelde nieuwe subsidiëringsstructuur voor het
peuterspeelzaalwerk, terwijl ook concrete wijzigingsvoorstellen naar voren wer
den gebracht, die om nader onderzoek vragen. Gelet op het feit dat ook vanuit de
genoemde commissies aandrang werd uitgeoefend om ruimte te maken voor het
betreffende nadere onderzoek, hebben wij er de voorkeur aan gegeven om dit
onderdeel van de subsidieverordening op dit moment nog niet ter vaststelling aan
U voor te leggen.
Dit houdt in dat de bestaande subsidie-regeling voor het peuterspeelzaalwerk
vooralsnog van kracht zal blijven, totdat de uitkomsten van het nader onderzoek
bekend zijn en er een meer volledig inzicht is ontstaan in de consequenties van
de door de instellingen voorgestelde wijzigingen in de door ons in eerste
instantie gekozen subsidiëringsmethodiek. Wij verwachten overigens dat de
resultaten van dat onderzoek in het voorjaar van.1985 bekend kunnen zijn.
Tenslotte is ook voorgesteld om de subsidieregeling voor instellingen op het
terrein van de amateuristische kunstbeoefening op een aantal punten fundamenteel
te wijzigen. Deze wijziging staat tegen de achtergrond van de wenselijkheid om
tot een eenvoudiger regeling te komen. Aangezien de hier voorgestelde aanpassing
van de regeling na de tervisielegging van het ontwerp van de subsidieverordening
tot stand is gekomen, is er tot op heden nog onvoldoende gelegenheid geweest om
over de voorgestelde wijziging met vertegenwoordigers van de betreffende
instellingen overleg te plegen en het voorstel ter advisering voor te leggen aan
de Adviescommissie Sociaal-culturele Zaken. Wij menen daarom dat - voordat de
nieuwe regeling door U kam worden vastgesteld - dit overleg en dit advies eerst
nog zullen moeten worden afgewacht. De vaststelling van paragraaf 12 van de SSW
zal derhalve eerst in een later stadium kunnen plaatsvinden, waardoor ook de
datum van eventuele invoering van de nieuwe regeling niet dezelfde kan zijn als
die geldt voor de andere (onder)delen van de subsidie-verordening. Tot zolang
zal de oude Verordening Subsidiëring Amateuristische Kunstbeoefening dan ook van
kracht moeten blijven. Voor een nadere uiteenzetting over de voorgestelde wij
zigingen in de regeling, zij verwezen naar de "Nadere Standpuntbepaling etc.",
hoofdstuk 2, par. 4.
6. Beroep.
In de ASV is geen beroepsprocedure opgenomen, aangezien de procedure van de Wet
AROB van toepassing is. Dat houdt in dat een instelling, die een beschikking van
het bevoegd gezag heeft ontvangen, binnen de gestelde termijn na verzending van