Stichting van een gemeentelijke opleiding voor middelbaar horeca-onderwijs.
Bijlage no. 44 Leeuwarden, 16 januari 1986.
Aan de Gemeenteraad.
De vaste Commissie voor Onderwijs en Wetenschappen heeft op 19 september
1985 met de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen overleg gevoerd over
het concept-plan van Scholen 1986—1988In dit overleg is o.a. aandacht besteed
aan de mogelijkheid het aantal middelbare horeca-opleidingen uit te breiden. Uit
uitlatingen van de staatssecretaris in bedoeld overleg kan worden geconcludeerd
dat de mogelijkheid het aantal middelbare horeca-opleidingen uit te breiden aan
wezig is, waarbij uit een oogpunt van verdeling naar richting een opleiding van
openbare signatuur voor de hand lijkt te liggen. Gelet op de spreiding van de
bestaande voorzieningen over het land zou een nieuwe opleiding gevestigd kunnen
worden in Friesland of Twente.
Vestiging van een middelbare horeca-opleiding achten wij om meerdere redenen
gewenst.
Naar onze mening kan een middelbare horeca-opleiding een goede aanvulling
vormen op het bestaande onderwijspakket in de gemeente. Daarbij kan met name
gewezen worden op het aanwezig zijn van een horeca-opleiding op l.b.o.-niveau
(Bakkerij- en Horecavakschool)de met ingang van 1 augustus 1986 te starten
h.b.o.-opleiding (Hogere Hotelschool) en op een verwante opleiding als het mid
delbaar middenstandsonderwijs (m.m.o.). Voorts kan gewezen worden op het werk
gelegenheidsaspect, terwijl het belang van horeca en toerisme voor de provincie
Friesland het bestaan van een middelbare opleiding op dit terrein naar onze
mening eveneens rechtvaardigt.
Een belangrijk aspect is het aanwezige draagvlak voor een middelbare horeca-
opleiding. In de Wet op het voortgezet onderwijs zijn voor het stichten van mid
delbare opleidingen geen expliciete stichtingsnormen opgenomen. Feitelijk wordt
echter voor een categoriale m.m.o.-opleiding een stichtingsnorm van 200 leer
lingen en voor een m.b.o.-afdeling een stichtingsnorm van 150 gehanteerd (het
middelbaar horeca-onderwijs is ondergebracht bij art. 14, lid 4, van de W.v.o.,
dat wil zeggen bij het m.m.o.).
Het belangstellingspercentage bedraagt landelijk gemiddeld ongeveer 3,8 pro
mille, maar is op plaatselijk niveau sterk afhankelijk van het al dan niet aan
wezig zijn van een dergelijke opleiding. In de prognose zijn wij uitgegaan van
een belangstelling die varieert van 3 tot 6 promille.
In deze opzet kan naar verwachting een leerlingenaantal van t 250 in 1990 en
200 in 1995 bereikt worden. Hoewel hiermee voldaan wordt aan de hierboven
genoemde stichtingsnormen van 200 leerlingen is het naar onze mening gewenst na
te gaan in hoeverre via een koppeling van de middelbare horeca-opleiding aan de
bestaande l.m.o.-m.n.o.-m.e.a.o. scholengemeenschap (het Middelsee College) tot
versterking van de aanvraag kan worden gekomen.
Met het bestuur van bedoelde scholengemeenschap, dat eveneens een aanvraag
in voorbereiding heeft, zijn hierover besprekingen gaande.
Gelet op de uitlatingen van de staatssecretaris en de wettelijke bepalingen
is het naar onze mening gewenst vooralsnog een gemeentelijke middelbare horeca-
opleiding na te streven.