- 2 - 2. Geraamde behoefte aan kantoorruimte; ten tijde van het totstandkomen van de Kantorennota (1982) en nu. 2.1. Gehanteerde onderzoeksmethoden. De door het Nederlands Economisch Instituut (N.E.I.) opgestelde Kantorennota verscheen in november 1982. Aangezien er inmiddels vijf jaar verstreken zijn zal moeten worden nagegaan of de vooronderstellingen waar de Kantorennota op is gebaseerd, bijstelling behoeven Bij het onderzoek naar de behoefte aan kantoorruimte in Leeuwarden werd van twee verschillende methodes gebruik gemaakt. De twee methodes waren respectievelijk, een methode die zich baseerde op uitkomsten van een groot aantal enquêtes en een welke zich baseerde op theore tische grondslagen. De gevolgde methodes hielden in het kort het volgende in: a. De enquête. Deze onderzoeksmethode baseert zich op het verzamelen van empirische gege vens bij de instellingen waar het onderzoek zich op richtte. Door middel van het houden van enquêtes werd de situatie bij kantoorhoudende bedrijven en instellingen nagegaan. Deze onderzoeksmethode leidde op grond van inventarisatie van wensen en ver wachtingen van de geënquêteerden en rekening houdend met de verplaatsings-en vervangingsbehoefte en na correctie voor de door verplaatsing of opheffing van bestaande vestigingen vrijkomende kantoorruimte tot een benodigde kan toorruimte van 90.500 in 1990. b. De theoretische methode. Deze methode baseert zich op bevindingen uit het verleden en de tendenzen die daaruit voor de toekomst zijn af te leiden. De belangrijkste gehanteerde randvoorwaarden en ingevoerde variabelen bij het ramen van de behoefte aan kantoorruimte zijn: de totale werkgelegenheid; prognose van de toekomstige werkgelegenheid; de structurele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt; de relatie tussen de bevolkingsontwikkeling en de werk gelegenheid en het huidige en toekomstige percentage kantoorberoepen in de totale beroepsbevolking. De theoretische benaderingswijze heeft als uitgangspunt dat uit de totale werkgelegenheid de behoefte aan kantoorruimte kan worden afgeleid wanneer het percentage dat de kantoorberoepen uitmaken van de totale werkgelegenheid bekend is. Op grond van het deelnemingspercentage aan kantoorberoepen in de werk gelegenheid binnen verschillende bedrijfstakken voor de jaren 1960 en 1977 werd, rekening houdend met een aantal ontwikkelingen, een prognose gemaakt van het deelnemingspercentage voor 1981. De uitkomsten van deze prognose werden vervolgens vergeleken met de enquête-resultaten en op deze manier werd een basis verkregen waarop verder kon worden geredeneerd. Uiteindelijk werd - gelet op de situatie in 1960 en 1971 en op een aantal overwegingen voor de verschillende bedrijfstakken - het deelnemingspercen tage voor de jaren 1985 en 1990 vastgesteld. Vervolgens werd met behulp van schattingen van de toekomstige totale werkgelegenheid een raming gemaakt van de voor 1985 en 1990 te verwachten omvang (in absolute cijfers) van het kan toorpersoneel. - 3 - In de Kantorennota komt men uiteindelijk met een tweetal varianten, een onder en een bovenvariantDeze resulteren in een verschillende ruimtebehoefte. De ondervariant geeft een behoefte aan kantoorruimte van 100.000 m^ en de bovenvariant van 128.000 m^. Beide onderzoeksmethoden leidden tot vrijwel dezelfde geraamde behoefte aan kantoorruimte. Wanneer we nu de onderscheiden deelnemingspercentages toepassen op het aantal feitelijk werkzame personen in 1985 dan kan een vergelijking ge maakt worden tussen de prognose voor 1985 uit de Kantorennota en de feitelijke werkgelegenheid in datzelfde jaar. Op deze manier kan inzicht verkregen worden in de mate waarin de in de Kantorennota gehanteerde prognoses realiteitswaarde hebben. Wanneer zich namelijk verschillen voor doen tussen prognose en reali teit, dan zal bijstelling van de in de Kantorennota - op grond van deze prog noses opgestelde behoefteramingen - met betrekking tot de hiervoor benodigde kantoorruimte plaats moeten vinden. Vergelijking geraamd en feitelijk kantoorpersoneel in 1985. Prognose kantorennota. (ondervariant) deelnemings percentage. feitelijk kantoor personeel. Bank-/verzekeringswezen 3.730 (97) 3.820 Overige dienstverlening zakelijke dienstverlening en overheid 6.730 10.460 (37) 6.950 10.770 Bron: Kantorennota en werkgelegenheidsregister ETIF Zoals uit bovenstaande blijkt is de raming voor het kantoorpersoneel in de zoge naamde ondervariant te laag. Temeer daar in werkelijkheid de bij de raming ver onderstelde trend met betrekking tot de bevolkings- en werkgelegenheidsont wikkeling zich niet heeft voorgedaan maar daarentegen omgekeerd is geweest. Gezien de cijfers voor 1985 uit het werkgelegenheidsregister en het feit dat de economie in de tweede helft van de jaren '80 weer aantrekt lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de in de Kantorennota gehanteerde prognoses met name i.v.m. de ondervariant aan de voorzichtige kant zijn. De in de Kantorennota gepresenteerde prognose met betrekking tot de werkloosheid blijkt zich in werkelijkheid heel anders voor te doen. In tegenstelling tot hetgeen in de Kantorennota werd verondersteld groeide de werkloosheid in de periode 81 85 in Leeuwarden tot ca. 6000 personen in 1985. In een aantal bedrijfstakken doet de daling van de werkgelegenheid zich ver sterkt voor. Verwacht zou mogen worden dat de uitstraling daarvan eveneens door werkt in de kantoorsectorenDit blijk echter niet het geval te zijn; het tegen overgestelde doet zich zelfs voor hetgeen wijst op een verschuiving in de werk- gelegenheidsstructuur

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1986 | | pagina 106