- 4 - Gelet op bovenstaande cijfers raag geconcludeerd worden dat deze verschuiving zich sneller voltrekt dan in de Kantorennota werd verondersteld. Het feit dat niet eens aan de aan de ondervariant ten grondslag liggende voor waarden is voldaan (de spreiding van de rijksdiensten is niet zo gelopen als gewenst, er heeft zich een stijging van de werkloosheid voorgedaan en het kan toorpersoneel is desalniettemin meer toegenomen dan geraamd) geeft aanleiding ervan uit te gaan dat de werkgelegenheid in de kantorensector zal blijven stij gen. Ook wanneer de bevolkingsgroei, die volgens de bovenvariant resulteert in een stijging van de werkgelegenheid, niet gehaald wordt is er toch een kans op groei van werkgelegenheid in de kantorensector. Toch kan vooralsnog niet worden gesproken van een verouderd rapport, omdat de gehanteerde onderzoeksmethoden en de gegevens waarop deze methodes zich baseer den, nog steeds actueel zijn. Aangezien het vrij veel tijd zou vergen de enquê tes over te doen, is ervoor gekozen de aannames, waar de theoretische onder zoeksmethode zich op baseert, opnieuw te bekijken. Bovendien is het gezien de onderlinge vergelijkbaarheid van beide methodes geen bezwaar slechts één van beide methodes opnieuw te bekijken. Een aantal gehanteerde randvoorwaarden en variabelen behoeft enige aanpassing. 2.2. Bijstellingen van de ramingen ten gevolge van gewijzigde variabelen. Als variabelen zijn in de - op theoretische grondslagen gebaseerde - onder zoeksmethode de volgende ingevoerd: a) de voortgaande verschuiving- in de werkgelegenheidssectoren; b') de vertraagde spreiding van de rijksdiensten; c) de ruimte per werknemer; d) de vervangings- en uitbreidingsbehoefte. Aan deze variabelen werd een bepaalde waarde toegekend op grond van ver wachtingen en uitgangspunten die verantwoord worden geacht in relatie tot de maatschappelijke ontwikkeling op een bepaald moment. Na verloop van tijd dient derhalve een herijking van deze variabelen plaats te vinden. ad a) De werkgelegenheidsontwikkeling in de bedrijfssectoren waarin een belangrijk deel van de werkzame personen als kantoorpersoneel werkzaam is, ziet er over de periode '80/85 als onderstaand uit: Werkzame personen in de tertiaire sector in Leeuwarden in 1980 en 1985. 1980 1985 Bank-/verzekeringswezen 3.700 3.940 Overige dienstverlening 9.950 10.230 Zakelijke dienstverlening 2.180 2.900 Overheid 5.260 5.650 Bron: Werkgelegenheidsregister ETIF 1 1In het werkgelegenheidsregister van het E.T.I.F. worden personen die minder werken dan 15 uur per week niet meegenomen, in de Kantorennota zijn deze mensen wel meegenomen. Aangezien het hier echter gaat om een zeer klein percentage van het totaal aantal mensen werkzaam in de tertaire sector (1,5) is dit verschil te verwaarlozen. - 5 - Ondanks de minder gunstige economische situatie in deze periode en hogere werkloosheidscijfers in Leeuwarden blijkt zich in bovenstaande sectoren een stijging van werkgelegenheid te hebben voorgedaan. De vraag is vervolgens welk deel van de werkgelegenheid als een kantoor baan moet worden gezien. In de Kantorennota zijn daarvoor deelnemingsper centages berekend aan de hand van gegevens uit eerdere jaren. Voor de jaren 1985 en 1990 geeft de Kantorennota ramingen op basis van het doortrekken van de trendmatige ontwikkeling die zich in het verleden voor heeft gedaan met betrekking tot deze percentages. Voor het bank- en verzekeringswezen komt men tot een kantoor deelnemingspercentage zowel voor 1980 als 1985 van 97. Voor de andere drie in de tertaire sector te onderscheiden sectoren zakelijke dienstverlening, overige dienstverlening en overheid, heeft men met één percentage gewerkt voor de drie sectoren gezamenlijk. Het kantoordeelnemingspercentage voor de genoemde drie sectoren werd voor 1980 bepaald op 34 en voor 1985 op 37. b) Bij het berekenen van de ondervariant wordt rekening gehouden met de spreiding van rijksdiensten (zgn. spreidingsvariant) als gevolg waarvan werkgelegenheidsgroei optreedt. Deze spreiding blijkt echter zeer traag te verlopen. Aan de toegezegde arbeidsplaatsen wordt echter vastgehouden zodat deze in de raming met betrekking tot de behoefte aan kantoorruimte zullen moeten worden meegenomen. c) Het is zeer aannemelijk dat er gelet op het aantrekken van de economie in de naaste toekomst, gemiddeld per werknemer een toenemende ruimtebehoefte zal ontstaan. Zeker in de kantorensector zal de vraag naar hoger ge kwalificeerd personeel toenemen, o.a. als gevolg van ontwikkelingen op het gebied van de informatietechnologie, hetgeen meer ruimte zal vragen. d) In de Kantorennota is een percentage aangehouden voor de vervanging van verouderde kantoorruimte van 1,5 per jaar. Op grond van nieuwe inzichten en ontwikkelingen lijkt het reëel hiervoor een iets hoger percentage, namelijk 2 te hanteren. Een ander bij het berekenen van de behoefte aan kantoorruimte van belang zijnd aspect betreft de uitbreidingsbehoefte. In het onderzoek dat ten grondslag heeft gelegen aan de Kantorennota is dit gekombineerd met de ruimtebehoefte per werknemer, welke weer gekoppeld is aan de groei van de werkgelegenheid. Nu de economie weer aantrekt komen er meer en meer signa len uit het "veld" dat gedacht wordt over uitbreiding en men bij een geschikte lokatie ook hiertoe zal overgaan. Hier komt nog bij dat nu

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1986 | | pagina 107