- 4 -
13b. Rurgemeester en Wethouders van Leeuwarden kunnen toestaan, dat, nadat Gede
puteerde Staten van Friesland dit raadsbesluit hebben goedgekeurd, het
verkochte, vooruitlopende op het passeren van de overdrachtsakte, met
inachtneming van de eventueel door Burgemeester en Wethouders te stellen
voorwaarden, door de koopster in gebruik wordt genomen;
koopster is alsdan met ingang van de dag waarop de ingebruikneming is
toegestaan, tot de dag waarop de overdrachtsakte wordt verleden, aan de
gemeente Leeuwarden over de koopsom een rente verschuldigd, berekend naar
9% per jaar;
14. het risico voor en het onderhoud van het gekochte en alle daarvan geheven
wordende en nog te heffen lasten en belastingen komen vanaf de levering voor
rekening van de koopster;
15a de gemeente Leeuwarden is tot geen andere vrijwaring gehouden dan tot die
wegens uitwinning;
15b de gemeente Leeuwarden vrijwaart de koopster en haar rechtsopvolgers in de
eigendom tegen de financiële gevolgen welke voortvloeien uit de aanwezigheid
in de bodem van stoffen welke schadelijk zijn voor het milieu dan wel voor
de volksgezondheid, indien en voor zover deze stoffen aanwezig waren voor de
datum van het verlijden van de akte van eigendomsoverdracht; beslissingen
ter zake van maatregelen, zoals bijvoorbeeld het verwijderen van de veront
reinigde grond of het beheersen van schadelijke effecten van die grond, wor
den alsdan door partijen gezamenlijk in goed overleg genomen;
16. partijen doen afstand van het recht tot het vragen van ontbinding, als
bedoeld in de artikelen 1302 en 1303 van het Burgerlijk Wetboek;
17. de akte van eigendomsoverdracht zal worden opgemaakt door en verleden voor
een door de koopster aan te wijzen, te Leeuwarden gevestigde notaris.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Intrekken van een tweetal gemeentelijke verordeningen inzake de bestrijding van
infectieziekten.
Bijlage no. 401 Leeuwarden, 30 oktober 1986.
Aan de Gemeenteraad.
De Besmettelijke Ziektenwet van 1928 beoogt een wettelijk kader te bieden
ten behoeve van de wering en voorkoming van verspreiding van besmettelijke ziek
ten. Op grond van artikel 25 van deze wet wordt gemeenten de bevoegdheid gelaten
tot het stellen van aanvullende regels ter zake. In dit kader is bij raads
besluit van 1 november 1950 in Leeuwarden de gemeentelijke verordening ter
voorkoming, wering en beteugeling van besmettelijke ziekten op scholen en kin
derbewaarplaatsen vastgesteld. Deze verordening bevat regels ten behoeve van de
signalering en bestrijding van besmettelijke ziekten zoals die zich kunnen voor
doen bij concentraties van jonge kinderen en jeugdigen op scholen en in
peuterspeelzalen en kinderdagverblijven.
Het gaat in deze verordening om bekende besmettelijke "kinderziekten" zoals
mazelen, kinkhoest, waterpokken, bof, rode hond en dergelijke.
De strekking ervan is dat de leiding van een school of "kinderbewaarplaats" erop
dient toe te zien dat geen kinderen tot de betreffende voorziening worden toege
laten die lijden aan een besmettelijke ziekte.
Verder heeft de regeling betrekking op het inschakelen van artsen voor het
verrichten van onderzoek en het zonodig sluiten van scholen.
Gekoppeld aan de verordening is onze gemeente voorts van kracht een eveneens uit
1950 daterende verordening op de heffing en invordering van rechten als bedoeld
in artikel 21 der Besmettelijke Ziektenwet. In deze belasting-verordening zijn
de beheersmatige aspecten die verband houden met de voorschriften inzake de
bestrijding van besmettelijke (kinder)ziekten geregeld. Daarbij moet gedacht
worden aan de heffing van rechten in verband met kosten die door de overheid
gemaakt zijn voor vervoer, afzondering, verpleging en ontsmetting.
De Geneeskundig Inspecteur van de Volksgezondheid in Friesland heeft ons, na
overleg ter zake met de D.G.G.D. Friesland-Noord, geadviseerd de bewuste veror
deningen in te trekken. Hij heeft zijn advies uitgebracht op grond van artikel
25, lid 3 van de genoemde wet, welk de Geneeskundig Inspecteur een beoordelende
functie toekent voor wat betreft de doelmatigheid van de betreffende regelingen.
Overwegingen die, volgens de inspecteur, voor het bedoelde advies van
doorslaggevend belang zijn geweest, hebben betrekking op een aantal wijzigingen
die de Besmettelijke Ziektenwet inmiddels heeft ondergaan alsmede een aantal
ontwikkelingen van zowel organisatorische als inhoudelijke aard op het terrein
van de gezondheidszorg in Nederland.
Voor wat betreft het wettelijk kader waarbinnen de huidige benadering van infec
tieziekten vorm heeft gekregen, is per 1 januari 1976 de Wet bestrijding infec
tieziekten en opsporing ziekte-oorzaken in werking getreden als rechtsopvolger
van de Besmettelijke Ziektenwet. Hiermee is een wettelijk kader geschapen waar
binnen alle infectieziekten (dus niet alleen besmettelijke kinderziekten) snel
kunnen worden opgespoord, geregistreerd en bestreden. In de nieuwe wet staat
niet langer alleen het bewaken van de medisch-hygiënische veiligheid (o.m. in
openbare gelegenheden) centraal, maar gaat vooral de aandacht uit naar een epi
demiologische benadering van de gehele besmettingsproblematiek.