Wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het Besluit op de Ruimtelijke
Ordening.
Bijlage nr. 417 Leeuwarden, 20 november 1986,
Aan de Gemeenteraad.
Op 1 juli jl. zijn voor de gemeenten de gewijzigde bepalingen in de Wet op
de Ruimtelijke Ordening en het Besluit op de Ruimtelijke Ordening van kracht ge
worden. Zoals U bekend hebben deze wijzigingen overwegend ten doel om een flexi
beler ruimtelijk ordeningsbeleid te bewerkstelligen en de hiermee annex zijnde
formele procedures te verkorten c.q. te versnellen. Een overzicht van de gewijzig
de voorschriften hebben wij in de vorm van een brochure aan de leden van de Com
missie voor de Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting ter beschikking gesteld.
Een aantal essentiële wijzigingen voor wat betreft de bevoegdheidstoedeling ver
dient nadere aandacht en regeling. Deze wijzigingen betreffen de volgende onder
delen:
a. de procedureregels bij het verlenen van vrijstellingen van het bestemmings
plan
b. de procedure rond het horen van belanghebbenden in een bestemmingsplan-pro
cedure
c. het vaststellen van een inspraakverordening.
ad a. Tot 1 juli jl. was de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen van de voor
schriften van een geldend bestemmingsplan via de zgn. anticipatieprocedure
een exclusieve bevoegdheid van ons college. De bevoegdheid tot verlening
van vrijstelling van in een plan voorziene gevallen blijft/voor zover deze
in een bestemmingsplan aan ons is gedelegeerd,in stand. Ook met betrekking
tot nader bij algemene maatregel van bestuur opgesomde "kruimelgevallen"
blijft de competentie bij ons college berusten. Hiervan geeft artikel 2 1
van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening egn uitputtende opsomming. Bij
deze laatste categorie is het niet relevant of voor het gebied waarbinnen
een zodanig bouwwerk zal worden opgericht, een voorbereidingsbesluit geldt,
dan wel een ontwerp-bestemmingsplan ter inzage is gelegd. Voor buiten deze
categorieën vallende vrijstellingsgevallen geeft de Wet een uitgewerkte re
geling in artikel 19 en 19a. Aan de toepassing van deze regeling gaan twee
voorwaarden vooraf. Deze slaan op het van kracht zijn van een voorbereidings
besluit of op de aanwezigheid van een ter inzage gelegd ontwerp-bestemmings
plan. Blijkens artikel 18, tweede lid van het Besluit op de Ruimtelijke Or
dening wordt ieder verzoek om bouw- of aanlegvergunning dat slechts kan wor
den ingewilligd na verlening van vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van
de Wet R.O. voortaan aangemerkt als een verzoek om zodanige vrijstelling.
Deze vrij steilingsverzoeken dienen in het vervolg onverwijld ter kennis te
worden gebracht van de Raad. De nieuwe regel houdt in, dat de Raad kan be
slissen omtrent het in gang zetten van de vrijstellingsprocedure (art. 19a
W.R.O.) en uiteindelijk omtrent het al dan niet honoreren van een vrijstel-
1ingsverzoekindien tenminste één vijfde van zijn leden daartoe binnen één
maand, nadat het vrij steilingsverzoek in ingediend de wens te kennen geeft.
De beslissingsbevoegdheid omtrent de vergunningverlening sec - na het
verlenen van vrijstelling - blijft bij ons college berusten. Blijkens
de memorie van toelichting is vorenbedoelde procedure ingebracht om de Raad
in de gelegenheid te stellen wijzigingen van bestemmingsplannen met tamelijk
ingrijpende effecten - voorafgaande aan de officiële vaststellings- c.q.
herzieningsprocedure - te beoordelen. Teneinde voor de burger in de
afwikkeling van vrij steilingsverzoeken geen onnodige vertraging te doen ont
staan, menen wij dat er reden is tot het volgen van een praktische werkwijze
Deze werkwijze geldt als de condities voordat het vrijstellingsverzoek wordt
ingediend, zijn vervuld d.w.z. het van kracht zijn van een voorbereidings
besluit dan wel een ter inzage gelegd ontwerp-bestemmingsplan.