- 2 -
Wij stellen U voor ermee in te stemmen, dat aan de nieuwe regeling wordt geacht
te zijn voldaan, indien de verzoeken om vrijstelling voortaan in de leeskamer
ter inzage worden gelegd waar op een lijst kan worden aangetekend, wie van de
leden prijsstelt op behandeling door de Raad. De verzoeken zullen zo snel moge
lijk ter inzage worden gelegd en één maand na de datum van indiening van het
verzoek worden weggehaald. Deze procedure impliceert dat - indien aan het eind
van de termijn van terinzagelegging niet tenminste 8 leden hebben aangegeven
dat zij behandeling door de Raad wensen - het vrij steilingsverzoek door ons
college wordt afgehandeld. Voorts is het denkbaar dat er behoefte is om mede
werking aan vrijs tel lings verzoeken te verlenen, doch op het moment van indienit
een concreet voorbereidingsbesluit ontbreekt. In zodanig geval stellen wij voor
dat U zich bij de vaststelling van een voorbere idingsbesluit er over uitspreekt
of U de verlening van de vrijstelling al dan niet aan Uzelf wenst voor te be
houden. Hierdoor behoeft evenmin vertraging in de afdoening te ontstaan. Voor
de goede orde wijzen wij erop, dat U zich bij het al dan niet verlenen van vrij
stelling dient te beperken tot de planologische merites en dat geen bouwplannen
alszodanig ter beoordeling staan. Het vorenstaande laat onverlet de afspraak dat
bouwplannen met min of meer ingrijpende ruimtelijke consequenties aan de Com
missie voor de Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting worden getoond. Met
vorenstaande procedure kan onzes inziens op een slagvaardige wijze op zich ver
anderende maatschappelijke ontwikkelingen worden ingespeeld.
ad bIn het gewijzigde artikel 24 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is voorge
schreven, dat degene die bezwaren heeft ingediend tegen een ter visie gelegd
ontwerp-bestemmingsplan deze tegenover de Raad kan toelichten. Zoals U bekend
worden reclamanten thans in de vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke
Ordening en Volkshuisvesting in de gelegenheid gesteld om hun bezwaren tegen es:
bestemmingsplan nader toe te lichten. Aan de hand van de opmerkingen in de com
missie wordt beoordeeld of een concreet raadsvoorstel vóór de vaststelling door
de Raad al dan niet wijziging dient te ondergaan. Wij achten het uit praktisch
oogpunt gewenst, dat dehuidige systematiek wordt gehandhaafd. Wij geven U dan
ook in overweging uit te spreken dat met het horen van bezwaarden via het hui
dige systeem, wordt geacht te zijn voldaan aan vorengenoemd wetsartikel.
ad cArtikel 6a van de gewijzigde Wet verplicht gemeenten terzake van het te voren
planologische beleid een inspraakverordening vast te stellen. De intentie hier
van is, dat de burgerij bij de vaststelling van ruimtelijke plannen i.e. struc
tuur-, bestemmings- en stadsvernieuwingsplannen wordt betrokken. Dit is geen
nieuw fenomeen, aangezien het binnen onze gemeente reeds traditie is om de be
volking via het zgn. project- en contactgroepgebeuren bij de ontwikkeling van
ruimtelijke plannen te betrekken. De Wet beoogt eigenlijk het inspraakgebeuren
te formaliseren d.w.z. dat de Raad een verordening dient vast te stellen, waarin
de wijze is geregeld, waarop het inspraakgebeuren gestalte dient te krijgen.
Omdat deze verplichting in de praktijk echter pas zal kunnen worden nageleefd
als niet alleen de inspraakverordening is vastgesteld, maar bovendien kan zijn
toegepast, is voorzien in een overgangsregeling met een looptijd van 1 jaar.
Deze regeling impliceert dat structuur- en bestemmingsplannen welke vóór 1 juli
1987 ter inzage worden gelegd, formeel niet de rapportering over de inspraak
behoeven te bevatten. Wij zullen U binnenkort een inspraakverordening in de zin
van evenbedoeld wetsartikel ter vaststelling aanbieden, opdat op korte termijn
aan de wettelijke eisen kan worden voldaan. Voordat die verordening van kracht
wordt zullen wij uiteraard de nu bestaande inspraakprocedure handhaven.
- 3 -
Onder mededeling, dat de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening en Volks
huisvesting zich in haar vergadering van 18 november 1986 heeft verenigd met het
bovenstaande, stellen wij U voor te besluiten overeenkomstig bijgevoegd concept
besluit.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mrG.J. te Loo Burgemeester.
mr. W.J.G. Reumer Secretaris.