Vaststellen exploitatiekostenbedragen ex art. 186, eerste lid en art. 189,
vijfde lid, van het Besluit buitengewoon onderwijs 1967/art. E 19 van de
Overgangswet interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal
onderwijs voor het jaar 1987.
Bijlage no. 450 Leeuwarden, 4 december 1986.
Aan de Gemeenteraad.
Ingevolge art. 186, eerste lid van het Besluit buitengewoon onderwijs 1967
moet de Gemeenteraad vóór 1 maart van elk jaar het bedrag vaststellen, dat per
leerling van elke soort van de in dit besluit genoemde en in de gemeente
bestaande openbare scholen en ingevolge art. 185 van genoemd besluit daarmee
gelijk te stellen afdelingen in dat jaar beschikbaar wordt gesteld ter bestrij
ding van de kosten, bedoeld in art. 55 onder e tot en met'h, p en r van de
Lager onderwijswet 1920 en de kosten van de instandhouding. Dit bedrag vormt
tevens de grondslag van de exploitatievergoeding aan de bijzondere scholen en
afdelingen van dezelfde soort.
De geraamde uitgaven voor het openbaar speciaal onderwijs voor 1987 zijn
opgenomen in de voor U ter inzage gelegde specificaties, waarvan de cijfers zijn
ontleend aan de gemeentebegroting van dat jaar.
Met inachtneming van het vorenstaande en op grond van de thans in de over
zichten opgenomen gegevens dienen de voor 1987 per leerling beschikbaar te
stellen bedragen te worden bepaald zoals vermeld in het ontwerp-besluit.
Wij stellen U voor het administratiekostenbedrag vast te stellen
overeenkomstig het door de Minister van Onderwijs en Wetenschappen nader te
bepalen bedrag.
Voor 1986 waren deze (voorlopige) bedragen: voor moeilijk lerende kinderen en
kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden 70,98; voor zeer moeilijk
lerende kinderen 81,64; voor kinderen die zijn opgenomen in ziekenhuizen
119,51 en voor langdurig zieke kinderen 87,60.
Evenals voor het basisonderwijs is er voor het (voortgezet) speciaal onderwijs
een aparte vergoeding vastgesteld voor beheers- en bestuurskosten. Wij stellen U
voor dit bedrag eveneens vast te stellen overeenkomstig het door de Minister van
Onderwijs en Wetenschappen nader te bepalen bedrag. Voor 1986 was dit
(voorlopige) bedrag 10,25 per leerling.
De uit het vorenstaande voortvloeiende kosten van het openbaar en bijzonder
speciaal onderwijs worden in het kader van de financiële verhouding tussen Rijk
en gemeente terug ontvangen.
Op verzoek van de schoolbesturen en onder voldoende borgstelling verlenen
Burgemeester en Wethouders ingevolge art. 194, vierde lid van het Besluit
buitengewoon onderwijs 1967, een voorschot op de exploitatievergoeding ter
grootte van het per leerling beschikbaar gestelde bedrag en berekënd o.ver het
gemiddeld aantal leerlingen in het afgelopen jaar.
Aangezien in onze gemeente geen openbare scholen voor langdurig zieke kin
deren en voor kinderen die zijn opgenomen in ziekenhuizen zijn gevestigd, maar
wel bijzondere scholen van deze soort, moet de exploitatievergoeding voor deze
scholen, met toepassing van art. 189, vijfde lid van eerdergenoemd besluit