- 4 -
Artikel 10.
De belastingplichtige aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het
belastingjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is
gehouden binnen een maand na het verstrijken van de genoemde termijn bij Burge
meester en Wethouders schriftelijk uitreiking van een aangiftebiljet te ver
zoeken.
Ontstaan van de belastingschuld en bepalingen omtrent aanvang en einde van de
belastingplicht in de loop van het tijdvak.
Artikel 11.
1. De rechten als bedoeld in artikel 2, eerste lid zijn verschuldigd bij de
aanvang van het belastingjaar.
2. Indien de belastingplichtige met betrekking tot het eigendom voor het recht
als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het
belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde
gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na
het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaan
den overblijven.
3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als
bedoeld in artikel 2, eerst lid, onderdeel b, in de loop van het belasting
jaar eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van
het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het tijdstip
van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
Machtiging tot overdracht van bevoegdheden.
Artikel 12.
Burgemeester en Wethouders kunnen één of meer gemeenteambtenaren aanwijzen, die
in hun plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepa
ling betreffende de heffing en de invordering van de belastingen.
Artikel 13.
Burgemeester en Wethouders kunnen bepalen, dat voor de verzending van aanslag
biljetten, ingevolge artikel 2, eerste lid van de wet van 22 mei 1845 (Stbl.
1926, 334) op de invordering van 's Rijks directe belastingen voor de gemeen
teontvanger of op grond van artikel 127a van de Gemeentewet aangewezen persoon,
een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt
Nakoming van verplichtingen.
Artikel 14.
De verplichtingen als bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen (Stbl. 1959, 301) gelden mede jegens de door Burgemeester
en Wethouders aangewezen ambtenaren der gemeentelijke belastingen.
- 5 -
Overdracht van bevoegdheden tot het verlenen van afschrijving en uitstel van
betaling.
Artikel 15.
1. De Controleur der gemeentebelastingen is bevoegd tot het verlenen van
afschrijving als bedoeld in artikel 17, eerste lid van de wet van 22 mei
1845 op de invordering van 's Rijks directe belastingen.
2. De comptabele van de gemeente Leeuwarden is bevoegd tot het verlenen van
uitstel van betaling als bedoeld in artikel 17, tweede lid van de wet van 22
mei 1845 op de invordering van 's Rijks directe belastingen.
Berekening van interest bij uitstel van betaling.
Artikel 16.
Voor de berekening van de in artikel 17, tweede lid van de wet van 22 mei 1845
op de invordering van 's Rijks directe belastingen bedoelde interest vinden de
dienaangaande gegeven voorschriften inzake rijksbelastingen overeenkomstige
toepassing, behoudens voor zover de Raad bij afzonderlijk besluit van deze
voorschriften afwijkende regelen heeft gegeven.
Inwerkingtreding en citeertitel.
Artikel 17.
1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1987. Met ingang van die
datum vervalt de "Verordening rioolrechten 1986" van 13 mei 1985, goedge
keurd bij Koninklijk Besluit van 7 oktober 1985, nr. 7 (sedertdien
gewijzigd), met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belast
bare feiten, die zich voordien hebben voorgedaan.
2. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening rioolrechten
Leeuwarden 1987".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.