4 -
a. de erfdienstbaarheid zal uitsluitend mogen worden uitgeoefend over een
tracé dat bestaat in dat deel van het lijdend erf dat thans wordt gebe
zigd als toegangsweg naar de op het lijdend erf gestichte opstal, zijnde
dit tracé, hierna verder aan te duiden als "de weg" op de hierbij
behorende tekening met een onderbroken streeplijn globaal aangegeven;
b. de weg, die niet zonder schriftelijke toestemming van de eigenaar van het
heersend erf en de eigenaar van het lijdend erf zal mogen worden verlegd,
zal mogen worden gebruikt niet alleen als voetpad voor mens en dier, doch
tevens als rijweg voor wagens, auto's, landbouwmachines, graafwerktuigen,
motoren, rijwielen en alle andere vervoermiddelen in de ruimste zin des
woords; de eigenaar van het lijdend erf zal van de weg op gelijke wijze
gebruik kunnen blijven maken;
c. van de weg zal buiten de eigenaar van het heersend erf, dan wel zijn ver
tegenwoordigers, personeel, leveranciers, bezoekers en daartoe gemachtig
den, tevens gebruik mogen worden gemaakt door de eigenaar van het lijdend
erf, dan wel zijn vertegenwoordigers, personeel, leveranciers, bezoekers
en daartoe gemachtigden;
d. het is zowel aan de eigenaar van het heersend erf, als aan de eigenaar
van het lijdend erf en verder aan alle andere personen, die van de weg
gebruik maken, verboden om vervoermiddelen van welke aard dan ook of
andere zaken en goederen op de weg te plaatsen anders dan voor het
directe gebruik van de weg als zodanig vereist zal zijn, zodat dit
gebruik ongehinderd en overminderd zal kunnen plaats hebben; indien in
strijd met deze bepaling mocht zijn gehandeld, zullen beide partijen of
hun gemachtigden bevoegd zijn datgene wat zich op de weg bevindt, zonder
enige aanmaning te verwijderen door dit op de genoemde openbare weg of
elders te plaatsen;
e. de eigenaar van het heersend erf en de eigenaar van het lijdend erf,
dienen, onverlet de mogelijkerwijs thans reeds bestaande regelingen, in
redelijkheid bij te dragen in de kosten van onderhouden en schoonhouden
van de weg met de mogelijkerwijs reeds daarop aanwezige verharding;
13- het hierbij aan Jacob van der Wal, voornoemd, te verkopen gedeelte van het
gemelde perceel Huizum B, nummer 5603 (perceel I) en het hierbij aan Freerk
Kwebeman, voornoemd, te verkopen gedeelte van meergemeld perceel Huizum B,
nummer 5603 (perceel II) worden hierbij voor zoveel nodig en mogelijk, ten
opzichte van elkaar over en weer "om niet" belast en bevoorrecht (ieder per
ceelsgedeelte voor zover nodig en mogelijk tegelijkertijd zowel als heersend
dan wel als lijdend erf) met al die erfdienstbaarheden waardoor de toestand
waarin de bedoelde onroerende goederen zich thans ten opzichte van elkaar
bevinden wordt gehandhaafd; alle gevestigde erfdienstbaarheden (waaronder
overigens in géén geval zijn begrepen erfdienstbaarheden krachtens welke op
enig perceelsgedeelte een verbod om te bouwen of te verbouwen - in welke zin
des woords dan ook - wordt gelegd, dan wel erfdienstbaarheden welke ingaan
tegen de aard en strekking van de hiervoor onder 12 vermelde erfdienstbaar
heid) houden, voor zoveel nodig mede in de verplichting tot het op het lij
dend erf dulden van onderhouds- en/of andere werkzaamheden aan de voor de
uitoefening van de erfdienstbaarheden benodigde werken; de uitvoering van
- 5 -
gemelde werkzaamheden dient te geschieden op een voor de eigenaar van het
lijdend erf minst storende wijze; eventuele schade aan het lijdend erf dient
op kosten van de eigenaar van het heersend erf te worden hersteld;
de afscheidingen tussen de percelen onderling zijn in eigendom en onderhoud
massaal met de naastleger, echter met uitzondering van de afscheidingen
welke bestaan uit muren die slechts aan één kant een gebouw schragen,
zullende deze muren in eigendom en onderhoud behoren bij het perceel waarvan
het vorenbedoelde gebouw deel uitmaakt en/of die afscheidingen die grenzen
aan openbaar terrein of openbare straat, zullende deze afscheidingen in
eigendom en onderhoud behoren bij het perceel waarvan die afscheiding deel
uitmaakt.
14. uitdrukkelijk wordt bepaald dat de onder 12 en 13 vermelde erfdienst
baarheden ongewijzigd zullen blijven voortbestaan, ook al mocht enig heer
send erf verder worden bebouwd, gesplitst of van aard of bestemming worden
veranderd, ongeacht de eventueel daardoor veroorzaakte verzwaring.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.