"d. degene, die op het tijdstip van toetreding van de gemeente c.q. toelating
van het lichaam reeds in het genot is van pensioen, wachtgeld of uitkering
op grond van een laatstelijk bij die gemeente of dat lichaam vervulde be-
trekking;"
"h. degene, die de dienst van een gemeente of lichaam verlaat zonder aanspraak
op pensioen, wachtgeld of uitkering, doch die bij zijn ontslag uitzicht
heeft op een binnen 5 jaar ingaand ouderdomspensioen, indien hij op de dag
voorafgaande aan het ontslag deelnemer in het Instituut was en het bestuur
van mening is dat er aanleiding is zijn deelnemerschap te bestendigen."
Artikel IV.
In artikel 10, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het tweede lid komt te luiden:
"2. Onder heffingsgrondslag, bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan:
a. voor de actieve deelnemer, bedoeld in artikel 3> onder a., en artikel 4,
lid 1 en 2onder a. en c.die een volledige betrekking bekleedt, het
bedrag gelijk aan het ambtelijk inkomen, als bedoeld in artikel C 1
eerste lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet;
b. voor de actieve deelnemer, bedoeld in artikel 3> onder a.artikel 4,
lid 1 en 2onder a. en c.die een deeltijdbetrekking bekleedt, het be-
drag, dat verkregen wordt door vermenigvuldiging van het ambtelijk in-
komen, als bedoeld in artikel C 1, tweede lid, van de Algemene
burgerlijke pensioenwet, met de deeltijdfactor, als bedoeld in artikel A
1a van deze wet, met dien verstande dat indien de vereenvoudigde deel-
tijdfactor kleiner is dan 4/5, het ambtelijk inkomen vermenigvuldigd
wordt met de factor 4/5;
c. voor de deelnemer, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder b, het bedrag
van de (wethouders)wedde (inclusief vakantietoeslag), doch tenminste het
bedrag dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van de wedde (inclusief
vakantietoeslag) met een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het
getal 80 en de noemer door het getal, dat het percentage aangeeft waarin
de omvang van de wethoudersfunctie ten opzichte van een volledige
betrekking wordt uitgedrukt. Dit percentage is het percentage bedoeld in
artikel 10 van het Besluit van 3 juli 1986 tot uitvoering van artikel
100, derde lid van de Gemeentewet, houdende regels betreffende andere
financiële voorzieningen die verband houden met de vervulling van het
wethoudersambt (Stbl. 1986, 406);
d. voor de wachtgeld genietende deelnemer jonger dan 60 jaar, het bedrag
gelijk aan het ambtelijke inkomen, als bedoeld in artikel C 1 van de
Algemene burgerlijke pensioenwet, in de betrekking, waaruit de deelnemer
met recht op wachtgeld is ontslagen;
e. voor de wachtgeldgenietende deelnemer van 60 jaar en ouder, het
wachtgeld, doch tenminste 70? van het ambtelijk inkomen, als bedoeld in
artikel C 1 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, in de betrekking,
waaruit de deelnemer met recht op wachtgeld is ontslagen;
f. voor de uitkering genietende deelnemer 80? van het ambtelijk inkomen, als
bedoeld in artikel C 1 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, in de be
trekking, waaruit de deelnemer met recht op uitkering is ontslagen;
g. voor de invaliditeits- en ouderdomspensioengenietende deelnemer:
1. wiens pensioen voor 1 januari 1986 is vastgesteld, 70? van het bedrag,
dat wordt verkregen door herleiding van de voor de berekening van het
pensioen per 31 december 1985 geldende aangepaste middelsom(men) van
berekeningsgrondslagen bij een volledige betrekking, verminderd met de
vakantietoeslag, naar het naast gelegen hogere salarisbedrag in de
Inpassingstabel 1 januari 1984 x, vervolgens aangepast met de
wijzigingen sindsdien in de bezoldiging van het Rijkspersoneel, welke
een algemeen karakter dragen, en vermeerderd met de vakantietoeslag;
2. wiens pensioen na 31 december 1985 is vastgesteld, 70? van het amb
telijk inkomen, als bedoeld in artikel C 1 van de Algemene burgerlijke
pensioenwet in de betrekking, waaruit de deelnemer met recht op pen
sioen is ontslagen;
h. voor de weduwen- of weduwnaarspensioen genietende deelnemer:
1. wiens pensioen voor 1 januari 1986 is vastgesteld, 50? van het bedrag
dat wordt verkregen door herleiding van de voor de berekening van het
pensioen per 31 december 1985 geldende aangepaste middelsom(men) van
berekeningsgrondslagen bij een volledige betrekking, verminderd met de
vakantietoeslag, naar het naast gelegen hogere salarisbedrag in de
Inpassingstabel 1 januari 1984 x, vervolgens aangepast met de wijzi
gingen sindsdien in de bezoldiging van het Rijkspersoneel, welke een
algemeen karakter dragen, en vermeerderd met de vakantietoeslag. Het
percentage van 50 wordt vermeerderd met 10 voor elk van de voor wezen
pensioen in aanmerking komende kinderen, voor zover deze als gezinslid
worden aangemerkt, tot een maximum van 20;
2. wiens pensioen is vastgesteld na 31 december 1985, 50? van het ambte
lijke inkomen, als bedoeld in artikel C 1 van de Algemene burgelijke
pensioenwet in de betrekking, die de overleden deelnemer bekleedde
c.q. waaruit deze voordien met recht op pensioen is ontslagen. Het
percentage van 50 wordt vermeerderd met 10 voor elk van de voor wezen
pensioen in aanmerking komende kinderen, voor zover deze als gezinslid
worden aangemerkt, tot een maximum van 20;
i. voor de wezenpensioengenietende deelnemer:
1. wiens pensioen voor 1 januari 1986 is vastgesteld, 20? van het bedrag
dat wordt verkregen door herleiding van de voor de berekening van het
pensioen per 31 december 1985 geldende aangepaste middelsom(men) van
berekeningsgrondslagen bij een volledige betrekking, verminderd met de
- 3 -