No. 2
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 19 december 1986
(bijlage nr. 2);
BESLUIT
het bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte jaarverslag gesub
sidieerde emancipatie-activiteiten over 1985 in de gemeente Leeuwarden vast te
stellen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Kampeerverordening
Bijlage no. 3 Leeuwarden, 19 december 1986
Aan de Gemeenteraad.
Inleiding.
Op 21 december 1984 is de Kampeerwet in werking getreden. Deze wet bevat
voor de gemeenten vrijwel geen beleidsinhoudelijke voorschriften. De gemeenten
zijn vrij om hun eigen beleid te bepalen. Alleen ten aanzien van de voorschrif
ten met betrekking tot gezondheid en hygiëne op de kampeerplaatsen moet de
gemeentelijke regelgeving wijken voor een Algemene Maatregel van Bestuur, te
weten het op 27 juni 1986 genomen "Besluit hygiëne en gezondheid
kampeerplaatsen"
De Kampeerwet bevat de plicht voor gemeenten om een kampeerverordening vast
te stellen en om alle bestaande vergunningen, vrijstellingen en ontheffingen te
vernieuwen.
Door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is in samenwerking met de Kam-
peerraad als handreiking aan de gemeenten een model-kampeerverordening
opgesteld. Het model bevat die bepalingen die nodig zijn om de Kampeerwet op ge
meentelijk niveau uit te kunnen voeren; het is als zodanig een aanvulling op de
bepalingen van de Kampeerwet zelf.
Kamperen en ruimtelijke ordening.
In de Kampeerwet zijn de bevoegdheden van het College van Burgemeester en
Wethouders nauw gerelateerd aan de bepalingen van de vigerende bestemmings
plannen. De Kampeerwet onderscheidt "gewone" en "bijzondere" kampeerplaatsen.
Gewone kampeerplaatsen zijn alle vergunningplichtigOp grond van de Kam
peerwet is voor vergunningen een positieve bestemming vereist. Met andere woor
den: voor een gewone kampeerplaats kan eerst vergunning worden gegeven indien
het desbetreffende gebied bij een bestemmingsplan uitsluitend of mede daar
voor is aangewezen. Tot de gewone kampeerplaatsen behoren:
campings,
huisjesterreinen,
appartementen,
jeugdherbergen,
eventueel volkstuincomplexen.
Bijzondere kampeerplaatsen zijn alle overige vormen van kamperen, waarvoor
onder andere ontheffing of vrijstelling kan worden verleend.
Bij vrijstellingen is bepaald dat het bestemmingsplan zich niet tegen een
zodanig gebruik van de daarin gelegen gronden mag verzetten.
Voor ontheffingen is bovendien een positieve bestemming vereist. Tot de bij
zondere kampeerplaatsen behoren de volgende in de Kampeerwet genoemde kampeer-
vormen
1. het kamperen bij de boer (artikel 21 Kampeerwet);
2. het groepskamperen (artikel 22a Kampeerwet);
3. het incidenteel kamperen (artikel 22b Kampeerwet);
4. het kamperen in een kampeerboerderij,
blokhut of kamphuis (artikel 22c Kampeerwet);
5. natuurkampeerterreinen (artikel 22d Kampeerwet);
6. het kort kamperen (artikel 27 lid 3 Kampeerwet);
7. het kamperen op eigen grond (artikel 27 lid 4 Kampeerwet).