- 2 -
Met betrekking tot het "kort kamperen" kan vermeld worden dat dit zonder
meer mogelijk is indien de Raad' bij apart besluit een gebied aanwijst waar dit
toegestaan is. Een andere mogelijkheid is dat het bestemmingsplan er uitdruk
kelijk in voorziet.
Kampeerverordening
Zoals reeds in de inleiding is vermeld, dient de gemeente op grond van de
Kampeerwet over een Kampeerverordening te beschikken. De door de V.N.G. gele
verde model-kampeerverordening kan daartoe grotendeels worden overgenomen.
Voor de goede orde merken wij op dat de model-kampeerverordening ter inzage
heeft gelegen in de periode 1 december 1986 tot en met 8 januari 1987.
Onder de mededeling dat de Commissie Sport en Recreatie op 25 november 1986
is gehoord, stellen wij U voor een Kampeerverordening vast te stellen en artikel
E 10 van de Algemene Politieverordening Leeuwarden, dat overbodig wordt, ver
vallen te verklaren. Mitsdien geven wij U in overweging te besluiten overeen
komstig bijgevoegd ontwerp-besluit.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr. G.J. te Loo Burgemeester.
mr. W.J.G. Reumer Secretaris.
Nr. 3
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van ]9 december 198 6
(bijlage nr. 3
gelet op artikel 10 van de Kampeerwet en artikel 168 van de Gemeentewet;
BESLUIT
I. vast te stellen de Kampeerverordening,
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen.
Artikel 1
voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt
verstaan onder:
1. wetde wet van 14 mei 1981 (Stb. 372), houdende regelen met betrekking
tot karapeerplaatsen (Kampeerwet);
2. vergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 14, lid 1, en artikel
22 van de wet;
3- vrijstelling: een vrijstelling als bedoeld in artikel 21, lid 1, en
artikel 22 van de wet;
4. ontheffing: een ontheffing als bedoeld in artikel 27, lid 4, van de wet;
5. recreatief nachtverblijf: het zich bevinden op of in een kampeerplaats
of in een kampeermiddel tussen 22.00 uur en 06.00 uur;
6. rechthebbendedegene die krachtens een zakelijk of persoonlijk recht de
beschikking heeft over enig onroerend goed;
7. kampeerplaatseen kampeerplaats als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder
a, van de Kampeerwet;
8. gebouween bouwwerk, niet zijnde een kampeerplaats, waarvoor ingevolge
de Woningwet een bouwvergunning is vereist;
9. jaarstandplaatshet terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen
van een kampeermiddel dat gedurende het gehele jaar aldaar aanwezig mag
zijn;
10. seizoenstandplaatshet terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen
van een kampeermiddel voor ten hoogste de periode van 1 april tot en met
31 oktober;