- 4 -
achteren geplaatste bebouwing verbreekt de relatie met deze weg en biedt
geen verbetering ten opzichte van de huidige situatie, waarbij de ruimte
achter het plantsoen als een ondefinieerbare leegte wordt ervaren.
Het gaat dus om een combinatie van belangen:
de integratie van groen en bebouwing;
het realiseren van gelijkwaardige looproutes;
het creëren van een ruimtevormende en begeleidende straatwand.
Wij menen dat deze belangen, welke worden gediend met het realiseren van de
door ons voorgestane stedebouwkundige structuur moeten prevaleren boven het
geheel ongeschonden laten van het plantsoen. Gelet op de relatieve beperkte
ingreep in het plantsoen kan onzes inziens in redelijkheid niet worden
gesteld, dat het stadsschoon op een onacceptabele wijze zou worden
aangetast. De resterende groenvoorziening wordt overigens in voldoende mate
beschermd door het in het plan opgenomen aanlegvergunningenstelsel.
Wij stellen U voor de aangevoerde bezwaren ongegrond te verklaren.
E. Bezwaarschrift van A. Duursma te Leeuwarden.
De bezwaren richten zich ertegen, dat het bestemmingsplan de mogelijkheid
opent de bebouwing zodanig te situeren, dat het bomenbestand in het plant
soen langs de Sophialaan niet ongewijzigd gehandhaafd zal blijven. Er wordt
voor gepleit de oorspronkelijke rooilijn te handhaven, waarmede bedoeld
wordt de rooilijn gelegen in het verlengde van de zijgevels van het gebouw
van Avéro en de Kamer van Koophandel aan de Sophialaan. Voor wat betreft de
motivering tot het toestaan van bebouwing als in het bestemmingsplan is
voorzien, geldt hetzelfde als onder punt D is uiteengezet. Ten aanzien van
de beoogde teruglegging van de rooilijn merken wij het volgende op. Het
berust op een misverstand dat de voorgevelrooilijn krachtens de Bouwveror
dening ter plaatse zou liggen in het verlengde van de bebouwing als hier-
voorgenoemd. Blijkens artikel 39 onder a van de Bouwverordening wordt de
voorgevelrooilijn als volgt gedefinieerd:
"De voorgevelrooilijn is: langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoe.
regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de even
wijdige aan de as van de weg gelegen lijn welke zoveel mogelijk aansluitend
aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing een zoveel moge'
lijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de
weg geeft."
Naar onze mening kan uit de aanwezigheid van enkel bedoelde bebouwing niet
de conclusie worden getrokken dat ter plaatse sprake is van een situatie al:
bedoeld in evengeciteerd artikel van de Bouwverordening. Tot de aanwezigheii
van zodanige bebouwing zou eerst kunnen worden geconcludeerd, indien aan de
westzijde van de Sophialaan meer bebouwing aanwezig zou zijn. Eerst dan is
het mogelijk vast te stellen of sprake is van een wegzijde met een regelma
tige of nagenoeg regelmatige ligging van voorgevels van de bestaande
bebouwing. Het vorenstaande impliceert dat het bepaalde in artikel 39 onder
b van de Bouwverordening van toepassing is.
Op grond hiervan dient de desbetreffende rooilijn bij een wegbreedte van tei
minste 10 meter te worden bepaald op 15 meter uit de as van de betrokken
weg. Toepassing van dit artikel van de Bouwverordening zou ertoe leiden dat
de voorgevelrooilijn dichter bij de Sophialaan zou komen te liggen.
- 5 -
De in het bestemmingsplan vastgelegde bouwgrens ligt derhalve al gunstiger
dan de door de Bouwverordening bepaalde voorgevelrooilijn. Gelet op de
beoogde stedebouwkundige vormgeving van het desbetreffende terrein en in
aanmerking nemende de hiermee gepaard gaande beperkte ingreep in het
bestaande plantsoen, menen wij dat zich geen planologische noodzaak voordoet
om de bouwgrens niettemin te bepalen in het verlengde van de zijgevels van
bovenbedoelde objecten.
Wij stellen U voor de aangevoerde bezwaren ongegrond te verklaren.
F. Bezwaarschrift van W. Kuipers te Leeuwarden.
Het bezwaar richt zich tegen het eventueel aantasten van het bomenareaal in
het plantsoen langs de Sophialaan als gevolg van bebouwing welke in het
geding zijnde bestemmingsplan ter plaatse mogelijk zal maken. Wij menen dat
dit bezwaar dezelfde strekking heeft als de bezwaren onder D. en E. Voor de
argumentatie van de door ons voorgestane visie, verwijzen wij U naar het
daarop gegeven commentaar.
Op basis daarvan stellen wij U voor het aangevoerde bezwaar ongegrond te
verklaren.
G. Bezwaarschrift van Bond Heemschut te Amsterdam.
Het bezwaar richt zich tegen de in het plan opgenomen oostelijke grenslijn
der bebouwing. Reclamant is van mening, dat deze grens plm. 5 meter in
westelijke richting verschoven dient te worden, waarbij deze bouwgrens een
voortzetting zal gaan vormen van de rooilijn van de aan de Sophialaan reeds
bestaande westelijke bebouwing. Hiermee wordt bewerkstelligd dat het
aangrenzende plantsoen wordt ontzien. Voorts wordt bezwaar geopperd tegen de
summiere stedebouwkundige regeling betreffende de bestemming."Gemengde
Doeleinden", aangezien niet is voorgeschreven dat de bebouwing moet worden
opgericht in de verticale vlakken van de grenslijnen der bebouwing. Hiermee
zou onvoldoende garantie zijn gegeven om de door reclamant voorgestane
vlakke begrenzing van de toekomstige bebouwing op dit terrein te realiseren
en zou onvoldoende zekerheid worden geboden om het te creëren ruimtelijk
aanzien in de hand te houden en te verbeteren.
Voor wat betreft de plaatsbepaling van de oostelijke bebouwingsgrens en de
hiermee gepaard gaande wijziging in het desbetreffende plantsoen, verwijzen
wij U naar onze argumentatie zoals uiteengezet onder D. en EOp grond daar
van achten wij de hiertegen ingebrachte bezwaren ongegrond. Wij wijzen er
overigens op, dat reclamant op het Oude Veemarktterrein feitelijk bebouwing
voorstaat waarbij gestreefd wordt naar een hechte afscheiding van het
terrein in relatie tot het stationsplein en waarbij de schaal wordt gerela
teerd aan de bebouwing aan de oostzijde van de Sophialaan en het stationsge
bouw. Wij menen dat de schaal waarbinnen de geprojecteerde kantoorbestemming
c.a. vorm dient te worden gegeven zich ruimtelijk niet laat vergelijken met
de schaal waarbinnen vorengenoemde objecten zijn opgericht. Hierbij moet
bedacht worden dat de gevelbreedten aan de oostzijde van de Sophialaan
variëren tussen de 12 en 25 meter, terwijl de breedte van de te realiseren
kantoor bebouwing ruim 60 meter bedraagt. Wij achten geen zwaarwegende argu
menten aanwezig op grond waarvan de conceptie tot het zgn. "dichtzetten van
de Oude Veemarkt", waarbij de breedte van het gevelvlak wordt benadrukt,
zoals door reclamant beoogd, te prefereren zou zijn boven het door ons
onderschreven uitgangspunt waarbij de gevel van het kantoorcomplex aan de
zijde van de Sophialaan een optische verkorting kan ondergaan. Voor het