- 2 -
IV. Terinzagelegging van de stukken en hoorzitting.
De op deze zaak betrekking hebbende stukken zijn appellant op 10 december
1986 toegezonden.
Appellant en de vertegenwoordiger van Burgemeester en Wethouders zijn in de
gelegenheid gesteld hun standpunten nader toe telichten tijdens een hoor
zitting van de Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften op
woensdag 17 december 1986 om 15.30 uur in het Stadhuis.
Eveneens werd de betrokken bewoonster van het pand Pieterseliestraat 18
uitgenodigd; zij is niet verschenen.
Tijdens de hoorzitting werd door appellant bezwaar gemaakt tegen punt 3
van de aanschrijving nl. de opdracht tot het vervangen van rotte en slechte
delen van het achterdeurkozijn in de achtergevel.
V. Overwegingen en advies van de Raadsadviescommissie voor de beroep- en be
zwaarschriften
M.b.t. ontvankelijkheid:
Artikel 30 van de Woningwet schrijft voor dat degene tot wie de
aanschrijving zich richt binnen veertien dagen na de dag waarop de
aanschrijving is verzonden bij de Gemeenteraad voorziening kan vragen.
Geconstateerd wordt dat de onderhavige aanschrijving werd verzonden op 30
september 1986Het beroepschrift werd op 15 oktober 1986 als ingekomen
geregistreerd
De enveloppe behorende bij dit schrijven heeft de commissie niet
aangetroffen zodat controle aan de hand van de datum van het poststempel
niet mogelijk is.
Om deze reden moet het beroepschrift worden beschouwd als te zijn tijdig
ingekomen
Mitsdien adviseert de commissie appellant in zijn beroep te ontvangen.
M.b.t. de zaak ten principale:
Op grond van artikel 25, eerste lid onder b van de Woningwet schrijven
Burgemeester en Wethouders de eigenaar van een woning aan, indien deze
woning hoewel niet ongeschikt tot bewoning, wegens strijd met de Bouwveror
dening noodzakelijk verbetering behoeft.
Ingevolge artikel 307 van de Bouwverordening mag een woning geen nadeel
voor de bruikbaarheid daarvan opleveren als gevolg van onvoldoende
onderhoud.
Artikel 310 van de Bouwverordening bepaalt dat een bouwwerk moet voldoen
aan redelijke eisen van welstand.
De commissie merkt op dat haar uit de overgelegde stukken voldoende blijkt
van het bestaan van de in de aanschrijving geconstateerde gebreken. Naar
haar mening hebben Burgemeester en Wethouders daaruit terecht de conclusie
getrokken dat in strijd met het bepaalde in de artikelen 307 en 310 van
de Bouwverordening aanwezig is. Appellant heeft de genoemde gebreken aan
de woning in de aanschrijving niet ontkend.
Tegen de opdracht genoemd in punt 3 van de aanschrijving heeft hij bezwaar
gemaakt. Het achterdeurkozijn zou zijn hersteld.
Uit ambtelijk onderzoek is de commissie gebleken dat de werkzaamheden aan
genoemd kozijn, die appellant kwalificeert als herstel volstrekt
onvoldoende zijn.
De stelling van appellant gericht tegen dit onderdeel van de aanschrijving
moet dan ook worden verworpen.
- 3 -
Deze overweging is voor de commissie de reden om te adviseren dit punt in
de aanschrijving te handhaven. Aangezien tegen de overige onderdelen van de
aanschrijving geen bezwaren zijn aangevoerd en geen redenen aanwezig zijn
deze onjuist te achten, dient de aanschrijving in haar geheel in stand te
blijven
Appellant heeft vooralsnog gewezen op zijn financiële mogelijkheden. Boven
dien zegt hij waar nodig subsidie aan te vragen.
De commissie merkt op dat het onderhavige voorschrift van de Woningwet
beoogt een deugdelijke woningvoorraad in stand te houden. Aan dit belang
moet worden getoetst. Het is aan appellant in eerste instantie om te zorgen
dat zijn woning c.q. woningen in deugdelijke staat verkeren. Op welke wijze
hij dit kan effecturen valt buiten het toetsingskader van de Woningwet in
dezen
De commissie adviseert de Raad het beroepschrift d.d. 13 oktober 1986 tegen
de aanschrijving d.d. 29 september 1986, kenmerk 16297 MG/PJO van
appellant_ongegrond te verklaren en te besluiten conform bijgevoegd
ontwerp-besluit.