Aan de Gemeenteraad.
In de nota "Jeugdbeleid" die op 17 september 1984 door de Minister van W.V.C.
aan de Tweede Kamer is aangeboden werd melding gemaakt van het voornemen om
vrijkomende begrotingsmiddelen in belangrijke mate aan te wenden voor het fi
nancieren van beleidsintensiveringen in de sfeer van het jeugdbeleid.
Het onderhavige beleidsvoornemen werd nader uitgewerkt in het plan "Jongeren
bouwen voor Jongeren". Dit investeringsplan beoogt een bijdrage te leveren
aan de verbetering van accommodaties voor kinderopvang en vrijwilligerswerk
terwijl tevens op beperkte schaal werkloze jongeren werkervaring kunnen opdoen,
waardoor voor hen betere kansen op de arbeidsmarkt ontstaan.
Er in het algemeen vanuitgaande dat voor 200.000,= een adequate accommodatie
kan worden gerealiseerd was de rijksoverheid bereid in de (ver)bouwkosten van
accommodaties voor kinderopvang en vrijwillig jeugdwerk een subsidie van 75%
in de investeringskosten te verlenen tot maximaal 150.000,=.
Ten aanzien van de in te schakelen jongeren t.b.v. het realiseren van deze
projecten werd een aantal voorwaarden gesteld.
Omdat het plan mede beoogt jongeren in de gelegenheid te stellen arbeidserva
ring op te doen werd bepaald dat het merendeel van de bouwers moet bestaan
uit werkloze jongeren tot 25 jaar. Bij de selectie van jongeren die werker
varing kunnen opdoen dient daarnaast voorrang te worden verleend aan langdurig
(één jaar of langer) werkloze jongeren. Zoveel mogelijk, minimaal 60%, van
de in het kader van dit plan aan te trekken leerlingen moeten langdurig werkloos
zijn.
In principe dienen de bouwprojecten door toepassing van het zgn. leerling-
bouwplaatsensysteem te worden gerealiseerd. Op deze wijze worden jongeren ge
durende een periode van twee jaar opgeleid tot geschoold bouwvakker. Naast
de beroepskwalificerende werking levert dit systeem een bijdrage aan de vorming
van de betrokken jongeren, hetgeen leidt tot een verbetering van hun toekomst
perspectief. Om de werkloze jongeren, die met behulp van dit plan kunnen gaan
werken, in de gelegenheid te stellen een periode van twee jaar vol te maken
vindt clustering van uit te voeren bouwprojecten per regio plaats.
Rekening houdend met de voorwaarden waaraan de te subsidiëren (ver)bouwprojecten
moesten voldoen hebben wij reeds in 1985 een vijftal projecten voor subsidiëring
in het kader van deze regeling bij het Ministerie van W.V.C. ingediend.
Het betrof hier de volgende projecten:
1. de verbouw van de voormalige kleuterschool "De Lijster" tot kinderdagverblijf;
2. de renovatie en uitbreiding van het clubgebouw van de Speeltuinvereniging
"K.I.O.";
3. het aanpassen van het pand Schoenmakersperk 2 teneinde dit pand geschikt
te maken voor gebruik als clubhuis door de afdeling Leeuwarden van het Nivon
en de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie;
4. de renovatie van het pand Voorstreek 70a in gebruik als clubhuis voor de
scoutinggroep "Baden Powell";
5. de aanpassing van het clubgebouw van de zeeverkennersgroep "Duco van Martena".
Voor een nadere toelichting op de uit te voeren werkzaamheden verwijzen wij
U kortheidshalve naar de ter inzage gelegde stukken.
Door de Dienst Stadsontwikkeling zijn voor ieder project in overleg met de betrok
ken organisatie een bestek, tekening en kostenbegroting opgesteld.
De totale kosten van de vijf projecten worden begroot op 861.865,= (incl.
B.T.W.
'm
Gemeentelijke medewerking bij het uitvoeren van een aantal (ver)bouwplannen
in het kader van Jongeren bouwen voor Jongeren.
Bijlage no. 185 Leeuwarden, 16 april 1987.