RAADSADVIESCOMMISSIE VOOR DE BEROEP- EN BEZWAARSCHRIFTEN.
Advies inzake het beroepschrift van de heer M.J. Raven inzake de aanschrijving
tot het treffen van voorzieningen aan de woning Pieter de Swartstraat 16 te
Leeuwarden.
Bijlage no. 200 Leeuwarden, 28 april 1987
Aan de Gemeenteraad.
I. Inleiding.
Bij brief d.d. 9 januari 1987, kenmerk R.O.V. nr. 23070 MG/GS hebben Burge
meester en Wethouders de heer M.J. Raven aangeschreven tot het treffen van
voorzieningen aan de woning Pieter de Swartstraat 16 te Leeuwarden.
Burgemeester en Wethouders hebben zich hierbij op artikel 25, eerste lid
onder b van de Woningwet gebaseerd.
Tegen deze aanschrijving heeft de heer M.J. Raven voornoemd bij Burge
meester en Wethouders een beroepschrift ingediend.
Op grond van artikel 30 van de Woningwet diende dit beroepschrift te zijn
ingediend bij de Gemeenteraad.
Op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is dit beroep
schrift dan ook in handen gesteld van de Raad.
Overeenkomstig artikel 2 van de Procedureverordening Raadsadviescommissie
voor de beroep- en bezwaarschriften is het beroepschrift om advies in han
den gesteld van de Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaarschrif
ten.
II. Beroepschrift.
Het beroepschrift van de heer Raven luidt samengevat, als volgt:
Appellant stelt dat het voor hem niet mogelijk is om op korte termijn de
woning aan te passen. Hij heeft een RWW-uitkering. Hij schat de kosten van
herstel op 7.000,Appellant zegt geld te moeten lenen en verzoekt
daarom uitstel tot oktober 1987.
III. Reactie van Burgemeester en Wethouders.
Bij brief van 4 maart 1987, kenmerk R0V 3991* FH/TH hebben Burgemeester en
Wethouders op het beroepschrift gereageerd. Hun reactie luidt, samengevat,
als volgt:
Gelet op het financiële aspect wordt het redelijk geacht appellant nog een
termijn van drie maanden na verzenddatum van het raadsbesluit te geven
om aan de aanschrijving te voldoen.
Ten aanzien van het pand Pieter de Swartstraat 16 is niet gebleken dat
een aanschrijving niet lonend zou zijn.
Zou dit laatste wel het geval zijn dan zouden Burgemeester en Wethouders
in de aanschrijving aan appellant de keuze moeten laten ofwel de geëiste
voorzieningen te treffen ofwel bewoning al dan niet op termijn te staken
of doen staken (vgl. artikel 26 Woningwet).