- 4 -
13a. indien de akte van eigendomsoverdracht door toedoen van de
koopster niet notarieel wordt verleden binnen twee maanden nadat
dit raadsbesluit de goedkeuring van Gedeputeerde Staten van
Friesland heeft verkregen, doch Burgemeester en Wethouders van
Leeuwarden op grond van het bepaalde in beding 12 verlenging dezer
termijn toestaan, is de koopster vanaf de datum, vallende twee
maanden na de datum van goedkeuring van dit besluit tot de dag,
waarop de akte wordt verleden, dan wel tot de dag waarop de koopo
vereenkomst van rechtswege is ontbonden op grond van het bepaalde
in beding 12, aan de gemeente Leeuwarden over de koopsom een rente
verschuldigd, berekend naar 9% per jaar;
13b. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden kunnen toestaan, dat,
nadat Gedeputeerde Staten van Friesland dit raadsbesluit hebben
goedgekeurd, het verkochte, vooruitlopende op het passeren van de
overdrachtsakte, met inachtneming van de eventueel door Burge
meester en Wethouders te stellen voorwaarden, door de koopster in
gebruik wordt genomen;
koopster is alsdan met ingang van de dag waarop de ingebruikneming
is toegestaan, tot de dag waarop de overdrachtsakte wordt verle
den, aan de gemeente Leeuwarden over de koopsom een rente
verschuldigd, berekend naar 9% per jaar;
14. het risico voor en het onderhoud van het gekochte en alle daarvan
geheven wordende en nog te heffen lasten en belastingen komen
vanaf de levering voor rekening van de koopster;
15. de gemeente Leeuwarden is tot geen andere vrijwaring gehouden dan
tot die wegens uitwinning;
16. partijen doen afstand van het recht tot het vragen van ontbinding,
als bedoeld in de artikelen 1302 en 1303 van het Burgerlijk Wet
boek;
de desbetreffende koopovereenkomst zal echter van rechtswege zijn
ontbonden, indien de door de koopster benodigde bouwvergunning
en/of premiebeschikking niet zullen worden verleend;
17de akte van eigendomsoverdracht zal worden opgemaakt door en
verleden voor een door de koopster aan te wijzen, te Leeuwarden
gevestigde notaris.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Verordening speelautomatenhallen Leeuwarden.
Bijlage no. 249 Leeuwarden, 18 juni 1987.
Aan de Gemeenteraad.
1. Inleiding.
Ingaande 1 december 1986 is een wijziging van de Wet op de kansspelen van kracht
geworden. In de plaats van het oude artikel 30 van de Wet op de kansspelen is
een nieuwe titel ingevoegd die een uitgebreide regeling geeft m.b.t. speelauto
maten. Evenals in het oude artikel 30 van de Wet op de kansspelen blijft de be
voegdheid vergunning te verlenen voor het aanwezig hebben van de speelautomaten
bij de burgemeester.
Voor zover het echter een inrichting betreft bestemd om het publiek gelegenheid
te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen (speelautomaten-
hal) kan de burgemeester alleen vergunning verlenen voor het aanwezig hebben van
speelautomaten indien het houden van een dergelijke inrichting bij gemeentelijke
verordening is toegestaan. Stelt de Gemeenteraad ter zake geen verordening
vast, dan kan de burgemeester geen vergunning verlenen voor het houden van een
speelautomatenhal.
Op het gebied van de rechtsbescherming is eveneens een wijziging van kracht
geworden. Krachtens de nieuwe bepalingen is niet langer de Wet administratieve
rechtspraak overheidsbeschikkingen (Wet Arob) van toepassing, maar de Wet admi
nistratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie. Als gevolg hiervan is de hoogste
rechterlijke instantie in dezen niet langer de Afdeling Rechtspraak van de Raad
van State, maar het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
2. Huidig beleid.
Eind 1984 heeft de burgemeester zijn beleid met betrekking tot speelautomaten-
hallen in deze gemeente gewijzigd. Tot dat tijdstip werden alle aanvragen afge
wezen. Aanleiding tot deze beleidswijziging is geweest de door de afdeling
Rechtspraak van de Raad van State ontwikkelde jurisprudentie met betrekking tot
aanvragen om vergunning voor het exploiteren van een speelautomatenhal op grond
van het oude artikel 30 van de Wet op de kansspelen. Volgens de afdeling blijkt
uit artikel 30 (oud) van de wet dat de wetgever voor de aanwezigheid van een
speelautomatenhal weliswaar de eis van een vergunning heeft gesteld, doch deze
speelautomaten niet geheel heeft willen verbieden. Met name deze overweging
heeft de burgemeester genoodzaakt zijn beleid ten aanzien van speelautomatenhal
len te herzien, na raadpleging van de Commissie Openbare Orde.
Bij de keuze van de lokaties voor een amusementshal is overwogen dat deze:
moeten samenvallen met concentraties van recreatie-inrichtingen;
niet in woon- en winkelstraten mogen zijn gelegen;
- niet te dicht bij elkaar moeten liggen.
Uitgaande van deze criteria werd gekozen voor maximaal twee hallen, waarvan één
in de Grote Hoogstraat en één aan het Kalverdijkje. In eerstgenoemd gebied is
inmiddels een speelautomatenhal gerealiseerd. Realisering van een hal aan het
Kalverdijkje is tot nu toe niet mogelijk gebleken.