Vaststelling Verordening leerlingenvervoer. Bijlage no. 255 Leeuwarden, 18 juni 1987. Aan de Gemeenteraad. Met ingang van 1 augustus 1987 zal de Wet gemeentelijke regelingen leerlingenvervoer in werking treden. Deze behelst een wijziging van artikel 45 van de Wet op het basisonderwijs (WBO) en van artikel 54 van de Interimwet op het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (ISOVSO). Deze artikelen bepalen thans dat de Gemeenteraad een regeling dient vast te stellen, waarin de aanspraken van ouders van de in de gemeente verblijvende leerlingen worden vastgelegd op een gehele of gedeeltelijke vergoeding van de door Burgemeester en Wethouders ten behoeve van het schoolbezoek noodzakelijk te achten vervoerskosten. Burgemeester en Wethouders zijn belast met de uitvoering van de regeling. De gemeentelijke verordening zal op 1 augustus 1987 in werking moeten treden. Naar aanleiding van de wettekst heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeen ten een modelverordening opgesteld inzake het leerlingenvervoer. Wij hebben de modelverordening grotendeels overgenomen. Op enkele punten is van de modelverordening afgeweken om een betere afstemming te verkrijgen op de lokale situatie. Naast procedurevoorschriften omtrent de wijze waarop de aanvragen voor vergoeding door de ouders kunnen worden ingediend, bevat de verordening ook de criteria aan de hand waarvan ouders aanspraak kunnen maken op een vergoeding in de vervoerskosten. Centraal uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het schoolbezoek van de leerling bij de ouders ligt. Ten opzichte van de bestaande regeling geeft de nieuwe regeling een aantal belangrijke verschillen te zien. a. De nieuwe regeling is, in tegenstelling tot de oude regeling onder de Lager onderwijswet 1920, decentraal van opzet; dit betekent dat de aanspra ken van ouders op vervoerskostenvergoeding op gemeentelijk niveau worden geregeld. De wettelijke regeling heeft het karakter van raamwetgeving, waarbinnen de gemeente de vrijheid heeft de materie naar eigen inzicht te regelen. Hierbij mag geen onderscheid gemaakt worden tussen openbaar en bijzonder onderwijs. De wet geeft de voorwaarden aan waaraan de regeling in elk geval moet voldoen, t.w. eerbiediging van de op godsdienst of levensbeschouwing van de ouders berustende keuze van een school; een zodanige regeling van het vervoer dat de leerling in de gelegenheid wordt gesteld op een voor hem passende wijze de school te bereiken. Als uitgangspunt geldt voorts dat eventuele versoberingen in de vergoedingen van de vervoerskosten niet mogen leiden tot feitelijke onbereikbaarheid van de scholen. De gemeente krijgt enkele noodzakelijke instrumenten om de kosten van het leerlingenvervoer te kunnen beheersen: de zgn. volume beperkende maatrege len.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1987 | | pagina 389