Volstaan wordt met de opmerking dat ook in de basisdorpen
gesubsidieerde woningbouw dient te worden gerealiseerd. Waar
meer dan 90% van de totale woningbouw tot de gesubsidieerde
sektor kan worden gerekend, is een dergelijke uitspraak, zeker
in het licht van de voortgaande kwalitatieve suburbanisatie,
vrijwel inhoudsloos.
Ten aanzien van dit aspekt willen wij verder nog in het al
gemeen opmerken:
Het onvoldoende sturen van de bevolkingsgroei en de min of
meer gelijkmatige verdeling van de groei over alle ca
tegorieën lijkt eerder op het verdelen van de pijn dan op
stimulerend beleid.
Dit beleid belast (gelet op de toenemende concentratie van
bedrijvigheid en voorzieningen in een beperkt aantal
kernen) de open ruimte in Friesland zwaarder en vereist
extra inspanningen op het gebied van infrastruktuur
spreiding van voorzieningen en openbaar vervoer (kortom,
het stimuleert de suburbanisatie, met alle gevolgen van
dien)
Het provinciaal beleid ondersteunt onvoldoende het draag
vlak van de top-voorzieningen in de grotere steden in
Friesland en bedreigt daarmee met name de regionale en
landsdelige voorzieningen in Leeuwarden.
Het beleid sluit evenmin aan bij de concentratietendens op
het gebied van de bedrijvigheid, zoals die zich bezig is te
voltrekken en ook door de provincie beleidsmatig wordt
gewenst
Het beleid gericht op stimulering van de bevolkingsont
wikkeling in het Noorden en het Westen van de provincie,
zoals het in het vorige streekplan was verwoord, vindt in
het voorontwerp geen vertaling, noch voortzetting. Inte
gendeel, uit de cijfers blijkt dat een verdere boventallige
groei van het oostelijk deel van de provincie als
beleidsoptie wordt aangenomen!
Wonen
In Leeuwarden en de zes grotere gemeenten dient de kwaliteit
van het woningaanbod te worden verbeterd, teneinde de segre
gatie van bepaalde inkomensgroepen te voorkomen, vooral voor
Leeuwarden. De provincie wil hierbij het instrumentarium van
de woningbouwcontingenten inzetten, mits wordt aangetoond dat
een en ander noodzakelijk is en mits het provinciale nieuwbouw-
contingent voldoende ruimte biedt.
Indien echter niet tezelfdertijd een aktief beleid gericht
op het afremmen van het woningaanbod in de suburbane kernen
(het midden) wordt gevoerd en indien met name de platte
landsgemeenten niet verplicht zouden worden hun aandeel in
de sociale huur-sektor en één- en tweepersoonshuishoudens te
bouwen, dan kan zo'n beleid niet effektief zijn.
Een ander aspekt is het aantal woningen dat als zogenaamd
bodemcontingent aan Leeuwarden zal worden toegewezen. In het
voorontwerp wordt dit bodemcontingent becijferd op 16%. Dit
aantal is echter veel te laag. De laatste jaren is er sprake
van dat Leeuwarden (na herschikking) minimaal circa 17% van
de Friese bouwproduktie krijgt toegewezen, terwijl zelfs bij
dit contingent nauwelijks sprake is van bevolkingsgroei.
Naar onze overtuiging heeft het provinciaal bestuur in de
becijferingen in het voorontwerp onvoldoende rekening gehou
den met de bijzondere omstandigheden van Leeuwarden. In ver
houding tot andere grote plaatsen c.q. Friesland in het al
gemeen zijn in Leeuwarden veel meer woningen nodig ten be
hoeve van het inlopen van het tekort en de vervanging van de
bestaande woningvoorraad.
Dit betekent dat Leeuwarden van zijn contingent relatief
minder woningen overhoudt voor de uitbreiding van de woning
voorraad en het opvangen van de bevolkingsgroei. Zeker als
daarbij de specifieke migratiestromen van en naar Leeuwarden
in beschouwing worden genomen. Nog afgezien van de problema
tiek van de zwakke financiële concurrentiepositie van Leeu
warden geldt als consequentie van het huidige te beperkte
bodemcontingent dat de ook door de provincie voorgestane be
volkingsbinding niet kan worden gerealiseerd.
Alleen al gelet daarop zou aan Leeuwarden een groter contin
gent moeten" worden toegewezen. Als dan ook nog eens zou wor
den uitgegaan van een boven-trendmatige bevolkingsgroei voor
Leeuwarden zal het verschil tussen het in het voorontwerp
genoemde en het gewenste bodemcontingent aanzienlijk zijn.
Gelet op het voorgaande zal het duidelijk zijn dat het extra
contingent voor Leeuwarden voor een belangrijk deel uit wo
ningen in de premiekoopsektor zal moeten bestaan.
4Werken
Binnen de ruimtelijke aspekten van de bedrijvigheid staat de
provincie een zekere mate van concentratie voor. Deze con
centratie is gericht op de aandachtskernen; toch worden ook
nog andere ontwikkelingskernen genoemd, zoals Bergum, Koot-
stertille, etc., die ook kunnen profiteren van de inzet van
provinciale middelen. Daarnaast worden in de tekst ook nog
mogelijkheden voor niet-aandachts- c.q. niet-ontwikkelings-
kernen genoemd, zodat ook op dit onderdeel de eerste indruk,
dat er meer sprake is van het verdelen van de pijn dan van
stimulerend beleid, niet kan worden weggenomen.
-5-