-li
ke voorzieningen van provinciale en landsdelige importantie dienen in
Leeuwarden geconcentreerd te worden. Wij kunnen met deze opvattingen
van het provinciaal bestuur volledig instemmen. Er dient echter voor te
worden gewaakt dat de publieke geldstroom niet uiteindelijk te nadrukke
lijk op kleinschalige voorzieningen zal worden gericht.
Op het gebied van de infrastructuur wordt in het voorontwerp een aantal
beleidsvoornemens ten aanzien van verbetering genoemd, dat zeker on
dersteuning verdient. In dit verband kunnen worden genoemd de verdub
beling van N32 (Leeuwarden-Wolvega)de verdubbeling van een deel van
de RW9 (Midlum-Afsluitdijk)de verdubbeling van de S5 (Leeuwarden-
Drachten) en de verbeteringen van de wegen naar Stiens en Groningen.
Ook wijzen wij in dit verband op de met betrekking tot de spoorver
bindingen geformuleerde plannen. Anderzijds zijn wij van mening dat een
aantal andere infrastructurele projecten zoals de mogelijkheid voor de
noordtangent, de verbinding tussen Marssum en Werpsterhoek, de verbe
tering van het Van Harinxmakanaal tussen Leeuwarden en Harlingen en de
intensivering van het civiel gebruik van de vliegbasis ten onrechte
niet in het voorontwerp is opgenomen. Wij bepleiten alsnog vermelding
daarvan.
In het voorontwerp van de herziening van het streekplan wordt voor
gesteld om relatief aanzienlijke uitbreidingen van de mogelijkheden
voor de landrecreatie bij onder andere Leeuwarden na te streven. Gelet
echter op de nadruk die daarbij wordt gelegd op de kleinschalige en
gespreide voorzieningen is het naar onze mening de vraag of hiermee
voldoende aan de behoefte aan relatief grootschaliger gecentraliseerde
voorzieningen bij de grotere bevolkingsconcentraties tegemoet wordt ge
komen. Ook uit het voorontwerp blijkt dat Leeuwarden onvoldoende dag
recreatiemogelijkheden nabij de woonkern heeft. Voor Leeuwarden klemt
dit, sedert de aanwijzing tot stadsgewest, des te meer. De bosaanplant,
zoals bij Leeuwarden is gedacht, vormt dan ook onzes inziens een bij
zonder sobere aanzet. Bovendien hebben wij het provinciaal bestuur
nogmaals gewezen op de suggesties die ten aanzien van uitbreiding van
de mogelijkheden voor dagrecreatie en/of intensieve waterrecreatie zijn
opgenomen in de ontwerp-structuurschets van Leeuwarden. Concluderend
kan worden gesteld dat wij van mening zijn dat in het voorontwerp on
voldoende recht is gedaan aan het stadsgewest Leeuwarden. Sinds de aan
wijzing tot stadsgewest wordt van provinciezijde blijkbaar veronder
steld dat daarmee extra nadruk voor het stadsgewest Leeuwarden in het
provinciale beleid niet meer nodig is. Het voorontwerp legt naar onze
mening onvoldoende nadruk op het belang (van het versterken) van het
stadsgewest Leeuwarden. Wij hebben onze opvattingen ter zake onder de
aandacht van het provinciaal bestuur gebracht en hopen dat hiermee bij
de definitieve besluitvorming rekening zal worden gehouden.
1.3 De financiële situatie van de gemeente.
Werd de vorige winter vanwege de financiële situatie wel gekwalificeerd
als een zeer koude, wij verwachten dat de temperatuur gedurende de ko
mende winter niet veel lager zal worden. Het verheugt ons op zich dat
wij U in het kader van dit beleidsplan geen nadere voorstellen tot her
waardering behoeven voor te leggen.
Daaruit mag echter niet de conclusie worden getrokken dat de financiële
- 13 -
situatie rooskleurig is. Nog in 1987 heeft U zich uitgesproken over één
van de omvangrijkste herwaarderingsoperaties die Leeuwarden heeft ge
kend. Omtrent de uitvoering van de door U vastgestelde herwaarderings—
projecten verwijzen wij U naar paragraaf 3.3, Herwaardering, en de bij
lage inzake herwaardering en nieuw beleid.
Ten opzichte van de situatie in april 1987 is de budgettaire situatie
in de jaren vóór 1991 verslechterd. Hoewel dekking van deze incidentele
tekorten uit de algemene reserve ertoe zal leiden dat de geraamde stand
van deze reserve tijdens de beleidsperiode onder het gewenste minimum
niveau ad f 3,0 miljoen zal dalen, zien wij hierin geen aanleiding om U
momenteel nogmaals voorstellen tot herwaardering te doen. Wel is dit
een indicator voor het feit dat de financiële situatie niet rooskleurig
kan worden genoemd. De herwaarderingen zijn voor Leeuwarden niet voor
bij.
Per 1991 doet zich een batig saldo voor overeenkomstig de verwachtingen
in april 1987. Bij de bepaling door Uw Raad van de hoogte van het te
herwaarderen bedrag,^ heeft U in april besloten vooralsnog van een batig
saldo aan het eind van de beleidsperiode uit te gaan. In het nu toege
voegde jaar 1992 zet dit batig saldo zich voort.
In april heeft aan dit besluit de overweging ten grondslag gelegen dat
enerzijds een aanvulling van de algemene reserve per 1991 noodzakelijk
is, anderzijds dat de ervaring leert dat in de loop van een beleids
periode veeleer sprake is van zich ongunstig wijzigende omstandigheden
dan van zich niet of gunstig wijzigende omstandigheden. Wij voegen
daaraan toe dat de ervaring gedurende de afgelopen jaren geleerd heeft
dat begrotingssaldi gunstiger uitkomen naarmate de desbetreffende jaren
verder weg liggen. Een sluitend jaar aan het eind van de beleidsperiode
gaat tekorten vertonen, naarmate het dichterbij komt. Deze zogenoemde
"perspectivische verkleining" wordt niet alleen veroorzaakt door het
feit dat de uitvoering van herwaarderingsoperaties gespreid plaats
vindt, maar ook door andere factoren. Zo is een groot gedeelte van de
inkomsten aan het aantal woningen gerelateerd (bijvoorbeeld de alge
mene uitkering uit het Gemeentefonds en de onroerend-goedbelastingen)
Deze inkomsten worden op basis van veronderstellingen ten aanzien van
de toename van het aantal woningen tot en met 1992 in de meerjaren
ramingen opgenomen. De hiertegenoverstaande uitgaven zijn in de
ramingen veel minder aangepast aan het stijgende aantal woningen.
Verder wijzen wij U op de invloed van tijdens de beleidsperiode plaats
vindende nadere ombuigingen op de algemene uitkering uit het Gemeen
tefonds, alsmede op verschillende specifieke uitkeringen. Uit het feit
dat de jaren 1991 en 1992 een batig saldo vertonen, kan dus zeker niet
worden afgeleid dat de financiële situatie rooskleurig is te noemen.
Voor een nadere uiteenzetting omtrent de ontwikkelingen rond de budget
taire situatie, verwijzen wij U naar hoofdstuk III: Financiële toestand
van de gemeente.
Mede naar aanleiding van een in Uw Raad aangenomen motie, hebben wij
voorstellen ontwikkeld ter versterking van het middelénbeheerEen ge
deelte van deze maatregelen zal worden betrokken bij de reorganisatie
van het gemeentelijk apparaat; het grootste gedeelte van deze maatrege
len kan als opzichzelfstaand worden beschouwd. De invoering van deze
laatste categorie maatregelen wordt met voortvarendheid ter hand geno
men en dient grotendeels in 1988 te worden afgerond. Voor een overzicht