- 14 -
van deze maatregelen, alsmede van de geschatte invoeringstermijn, ver
wijzen wij U naar de "Notitie MiddelenbeheerVoorts merken wij op dat
wij voornemens zijn U jaarlijks inzake de voortgang van de uitvoering
van het in deze notitie gestelde te rapporteren en hieraan in het kader
van het beleidsplan aandacht te besteden.
In dit verband merken wij bovendien op dat één van de in de "Notitie
Middelenbeheer" genoemde elementen de nadere uitwerking van het systeem
van kengetallen en prestatiegegevens betreft. Vooruitlopend op deze na
dere uitwerking hebben wij een eerste, globaal onderscheid aangebracht
in enerzijds prestatiegegevens die met name voor Uw Raad als beleids
bepalend orgaan van belang zijn en anderzijds in prestatiegegevens die
met name voor het uitvoerende management van belang zijn. De eerste
groep prestatiegegevens is bij de desbetreffende subfuncties van de be
groting van de Algemene Dienst opgenomen.
De overige beschikbare prestatiegegevens zullen voor U ter inzage wor
den gelegd.
1.4 Versterking uitbouw van de centrumpositie van Leeuwarden; ont
wikkelingen en activiteiten.
Versterking en uitbouw van de centrumpositie van Leeuwarden is altijd
een hoeksteen geweest in het gemeentelijk beleid. Het onderkennen van
het bijzondere belang van Leeuwarden voor de gehele provincie Fries
land, zowel op het terrein van de voorzieningen en verzorging als op
het gebied van de werkgelegenheid, ligt voor een belangrijk deel aan
het handelen van de gemeente ten grondslag.
Ten einde een dergelijke centrumpositie te kunnen vervullen is een ade
quate en gerichte ondersteuning door rijks- en provinciale overheid een
noodzakelijke voorwaarde. Dit vergt een constante alertheid van het
gemeentebestuur. De aanwijzing tot stadsgewest biedt ter zake een zeer
nuttig aanknopingspunt, waaromtrent wij in het hierna volgende nader
zullen ingaan.
Eerst willen wij echter ingaan op een drietal ontwikkelingen dat bin
nenkort zijn beslag zal krijgen en dat van invloed zal zijn op onder
steuning van de centrumpositie van Leeuwarden door andere overheden.
Dit betreft de voorbereiding van de vierde Nota Ruimtelijke Ordening,
de herijking van het regionaal sociaal-economisch beleid en de her
ziening van het Streekplan Friesland.
Nog in 1987 zal een ontwerp verschijnen met betrekking tot de vierde
Nota Ruimtelijke Ordening. In deze nota zullen de contouren worden ge
schetst van het door de rijksoverheid gewenste planologische en ver-
stedelijkingsbeleid. Omdat aan dat ruimtelijk beleid ook de inzet van
rijksinstrumenten gekoppeld zal worden, moge duidelijk zijn dat de
inhoud van de vierde nota van groot belang voor de positie van Leeu
warden zal zijn. Vanuit dat gegeven hebben wij dan ook meegedaan aan de
inspraak omtrent de RPD-notitie Ruimtelijke Perspektieven die ter voor
bereiding van de vierde Nota Ruimtelijke Ordening is opgesteld. Ook in
het kader van de verdere voorbereiding van de vierde nota hebben wij
waar mogelijk onze visie gegeven over het gewenste ruimtelijke beeld
voor het Noorden. In de voorbereiding van de vierde nota is de discus
sie versmald tot 2 alternatieve modellen. Model I (bundeling rondom
Groningen) richt zich op het benutten van de economisch sterke kanten
die Groningen heeft. Daarbij wordt met name gedacht aan aspecten als de
- 15 -
Rijksuniversiteit als kenniscentrum, aan de mogelijkheden van het ge
plande sciencepark, aan het innovatie-aspect dat samenhangt met de uit
bouw van de PTT en dergelijke. Samenhangend met de versterking van Gro
ningen zal ook bundeling in de nevencentra Assen, Delfzijl en Drachten
(de zogenaamde regio Groningen) worden nagestreefd.
Model II (concentratie in de vier stadsgewesten) richt zich meer op het
benutten van de economisch sterke kanten van de vier gewesten met hun
stedelijke centra (Emmen, Groningen, Leeuwarden en Zwolle).
Naar onze mening gaat het model I, "Bundeling rond Groningen" uit van
een visie op de economische, sociale en culturele structuur in het Noor
den, die niet in overeenstemming is met de werkelijke situatie.
In het model worden de potenties en mogelijkheden van de diverse te
onderscheiden gebieden in het Noorden onderschat en wordt daarentegen
aan de positie van Groningen een overtrokken gewicht toegekend.
Het model gaat ervan uit dat de bundeling rondom Groningen een zodanige
meerwaarde voor noord-Nederland met zich meebrengt, dat daarmee de ver
minderde aandacht voor andere belangen en voor andere gewesten ruim
schoots zou worden gerechtvaardigd. Wij delen deze visie op de struc
tuur van het Noorden niet; integendeel, wij achten dit een miskenning
van de werkelijke situatie en beschouwen dit model als een ernstige
bedreiging voor een voorspoedige ontwikkeling van noord-Nederland.
In die zin achten wij het gewenst dat een model wordt gekozen dat uit
gaat van de specifieke situatie en omstandigheden in de meer rurale en
weinig verstedelijkte landsdelen, waarin de grote stedelijke centra op
het gebied van werkgelegenheid, voorzieningen en verzorging ieder voor
zich een bijzondere en opvallende centrumpositie innemen. De vier
regioverzorgende centra Emmen, Groningen, Leeuwarden en Zwolle, die in
mindere of meerdere mate tevens landsdeelverzorgende functies herber
gen, vormen de spil binnen hun eigen verzorgingsgebied en kunnen el
kaar, gelet op hun eigen potenties, versterken. Een model derhalve dat,
zoals model II, uitgaat van het versterken en benutten van de econo
misch sterke kanten van de diverse gewesten met hun stedelijke centra
en waarin in de afgelopen decennia al zeer veel is geïnvesteerd, is
veel meer gebaseerd op de werkelijkheid en kan rekenen op een brede
steun in het Noorden. In een dergelijk model kan de ook door ons ge
wenste voortgaande concentratie op de specialisatie van en de taak
verdeling tussen de stadsgewesten gestalte krijgen.
Wij zijn van mening dat in de zogenaamde "Herijking van het regionaal
sociaal-economisch beleid" ook deze aspecten centraal moeten staan. De
doelstellingen van het regionaal sociaal-economisch beleid en de inzet
van het rijksinstrumentarium zullen gericht geconcentreerd moeten wor
den op het versterken van de vier eerdergenoemde gewesten en hun stede
lijke centra. In de uitwerking van een dergelijk beleid zou de specia
lisatie van en de taakverdeling tussen de gewesten uitgangspunt moeten
zijn. Naar onze mening zou op deze wijze een aanzienlijk effectiever
regionaal sociaal-economisch beleid tot stand komen.
Bovengenoemde elementen ontbreken ook in het Voorontwerp Herziening
Streekplan Friesland. Voor een uitgebreidere uiteenzetting over de
uitkomsten van het voorontwerp verwijzen wij U naar paragraaf 1.3,