- 54 - - technische onderwijs; economisch-administratief onderwijs; - dienstverlening- en gezondheidszorg onderwijs. Daarnaast moet een gedifferentieerd en vernieuwd opleidingsprogramma tot stand komen, dat flexibel aansluit op de behoeften van de onder- wijsvragenden en van de arbeidsmarkt. Om het een en ander te realiseren zullen fusies tot stand moeten komen tussen de huidige dagopleidingen m.b.o. en het volletijds-kort m.b.o. Ten einde bestuurlijk en onderwijskundig voldoende draagkracht te heb ben om adequaat op de nieuwe ontwikkelingen in te spelen, wordt een minimumnorm voor sectorscholen van 600 leerlingen aangekondigd. Zoals wij hebben opgemerkt hebben de aangekondigde maatregelen be trekking op alle dagscholen voor m.b.o. en instellingen voor volle- tijds-kort m.b.o. Het betreft in Leeuwarden zeven dagscholen voor m.b.o. en het kort m.b.o.; van de zeven scholen tellen er vijf in het schooljaar 1986-1987 meer dan 1000 leerlingen. De beide andere scholen, de Rijksmiddelbare Landbouwschool en de Mid delbare Laboratoriumschool hebben minder dan 600 leerlingen en zullen dus op grond van de 600-norm dienen te fuseren. ^o^wa^^ejiejiejiucatie^ Het terrein van de volwasseneneducatie is de laatste jaren sterk in ontwikkeling, zowel op landelijk als op plaatselijk niveau. Des te sterker doet zich thans dan ook het gemis van een wettelijk kader op dit gebied voelen. Weliswaar is sinds 1 januari 1985 de als zodanig bedoelde Kaderwet vol wasseneneducatie (KVE) van kracht, maar in feite is slechts een beperkt aantal bepalingen daadwerkelijk van kracht geworden. De overige bepa lingen dienen in werking te treden op een nader, bij invoeringswet te bepalen tijdstip, wellicht 1 januari 1988. In maart 1987 werd een concept-invoeringswet gepubliceerd. Het bleek daarbij om een nogal in grijpende wijziging van de KVE te gaan, terwijl anderzijds verschil lende onderdelen ook in de invoeringswet niet werden geregeld. Het gemis van een wettelijk kader is er mede de oorzaak van dat er van een gescheiden ontwikkeling van de verschillende deelterreinen van de volwasseneneducatie sprake is. Vooral op het terrein van de planning van voorzieningen doen zich problemen voor, terwijl het op dit moment ook niet goed mogelijk is tot een samenhangend plaatselijk beleid te komen. De volwasseneneducatie wordt in de concept-invoeringswet KVE in drie deelterreinen onderverdeeld, te weten: a. basiseducatie; b. deeltijd algemeen vormend onderwijs; c. beroepseducatie. De belangrijkste ontwikkelingen op de verschillende deelterreinen kun nen als volgt worden weergegeven. ad a: de basiseducatie. Met ingang van 1 januari 1987 is de Rijksregeling basiseducatie van kracht; de feitelijke uitvoering is in Leeuwarden op 1 augustus 1987 gestart. In mei hebt U het door het Educatief Beraad opgestelde pro- - 55 - gramma 1987 vastgesteld, terwijl onlangs het jaarprogramma 1988 aan U ter vaststelling is voorgelegd. Voor een uitgebreid overzicht van de landelijke en plaatselijke ontwikkelingen verwijzen wij naar beide pro gramma's. Uit een en ander blijkt duidelijk dat de invoering met tal van problemen gepaard is gegaan, problemen waarvoor bovendien onder toenemende tijdsdruk een oplossing gevonden moest worden. Tal van op lossingen moeten dan ook als voorlopig aangemerkt worden. In de loop van 1987 en 1988 zal mede op basis van de gebleken behoefte aan spe cifieke activiteiten bij de deelnemers, een en ander verder ontwikkeld moeten worden. ad b: deeltijd-algemeen vormend onderwijs. Onder het deeltijd-algemeen vormend onderwijs wordt zowel het dag/ avondonderwijs als bedoeld in de Wet op het voorgezet onderwijs ver staan, als de oriëntatie- en schakelingsprogramma's die voorbereiden op het volgen van beroepsopleidingen. Traditioneel richt het deeltijd-a.v.o. zich vooral op de tweede kans functie (het alsnog behalen van een diploma), maar meer en meer is de behoefte ontstaan naar korte oriëntatie- en schakelingsprogramma's. Het gaat hier om programma's die voorbereiden op het volgen van ver volgonderwijs en -opleidingen. Het dag/avondonderwijs is thans nog vooral geënt op het overeenkomstige jeugdonderwijswaardoor het de, gelet op de functie, noodzakelijke mogelijkheid tot een flexibele aanpak mist. In de komende jaren zal hieraan door de rijksoverheid de nodige aandacht worden besteed. ad c: beroepseducatie. Ook op het terrein van de beroepseducatie hebben zich de afgelopen ja ren tal van ontwikkelingen voorgedaan. Het beleid van de rijksoverheid ontwikkelt zich daarbij langs twee hoofdlijnen, namelijk: een samenhangend en doelmatig opgezet aanbod; - flexibilisering van het aanbod naar zowel deelnemers als naar de arbeidsmarkt In 1987 is een begin gemaakt met de start van projecten die voorzien in een samenhangend en flexibel scholingsaanbod. In deze projecten, de primaire beroepsgerichte volwasseneneducatie (PBVE), wordt flexibel gebruik gemaakt van bestaande infrastructuren. Er is dus geen sprake van een geheel nieuw project, maar meer van een nieuwe opzet van de eerdere BKE-projecten (beroepskwalificerende educatie). Ook hier werden de definitieve beleidsvoornemens erg laat bekend, waardoor de gewenste zorgvuldigheid bij de uitwerking hiervan niet altijd in acht kon worden genomen. Overigens is de directe betrokkenheid van de gemeente bij deze vorm van volwasseneneducatie vrij gering. In het bovenstaande zijn enkele algemene ontwikkelingen aangegeven. In de binnenkort aan U voor te leggen Nota Volwasseneneducatie zal uit gebreider op de verschillende ontwikkelingen worden ingegaan. In deze nota zal ook worden aangegeven op welke wijze de verschillende landelijke ontwikkelingen op plaatselijk niveau moeten worden gecon cretiseerd en wat de uiteindelijke consequenties daarvan zullen zijn.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1987 | | pagina 465