- 56 -
Hoofdfunctie 5. CULTUUR EN RECREATIE
Algemeen.
Per 1 januari 1987 is de Welzijnswet ingevoerd. Werkvormen en voor
zieningen die onder de werkingssfeer van de Welzijnswet zijn gebracht
en daarmee tot de beleidsverantwoordelijkheid van de gemeenten behoren
zijn: het sociaal-cultureel werk, het openbaar bibliotheekwerk, het
gespecialiseerde jeugd- en volwassenenwerk voor geestelijk gehandicap
ten, de experimentele projecten voor randgroepjongeren, de opvang van
vluchtelingen, de bureaus sociale raadslieden, de maatschappelijke
advies- en informatiecentra, het gecoördineerd ouderenwerk, de woon-
tussenvoorzieningen en het flankerend ouderenbeleid (met uitzondering
van de dagverzorging, de tijdelijke kortdurende opvang en de nachtop-
vang in bejaardenoorden). Overigens zal dit flankerend beleid eerst
ingaande 1 januari 1988 onder de beleidsverantwoordelijkheid van de
gemeenten vallen.
Bij algemene maatregel van bestuur kan de reikwijdte van de Welzijnswet
verder worden uitgebreid. Verbreding van de wet met de gezinszorg, het
kruiswerk en het algemeen maatschappelijk werk - zoals door de VNG en
door ons college wordt voorgestaan - valt vooralsnog echter niet te
verwachten. Met de verevening van de rijksgelden die gemoeid zijn met
de Welzijnswet wordt in 1989 begonnen. Deze verevening vindt plaats in
2 jaar.
De gemeenten zullen er in 1989 ten opzichte van 1988 niet méér op voor-
of achteruitgaan dan f 5,per hoofd van de bevolking. In 1990 wordt
dat bedrag verhoogd tot f 10,per hoofd van de bevolking ten opzichte
van 1988.
Voor de gemeente Leeuwarden betekent één en ander dat, gelet op het
feit dat tot nu toe een relatief hoge rijksbijdrage werd gekregen, re
kening moet worden gehouden met een verlaging van de rijksuitkering met
f 300.000,met ingang van 1989. Per 1 januari 1991 wordt de rijksbij
drage in zijn geheel aan het Gemeentefonds toegevoegd. Daardoor blijft
het mogelijk tot dat jaar op de rijksgelden te bezuinigen.
Bij circulaire van 28-7-1987 heeft de Minister van WVC opnieuw een kor
ting aangekondigd op de welzijnsuitkering ingaande 1988.
Deze korting, die voor de schatkist f 30 miljoen moet opbrengen, wordt
door de minister voorlopig berekend op ca. 6% van de welzijnsuitkering
die de gemeenten ontvangen. Hij wijst erop dat dit slechts een indica
tie voor het werkelijke percentage is omdat de juiste omvang van de
welzijnsuitkering nog niet vaststaat. Niettemin kan er onzes inziens
van worden uitgegaan dat deze korting zal doorgaan, temeer nu intussen
de desbetreffende Kamercommissie zich tegen deze korting niet uitdruk
kelijk heeft verzet.
Uitgaande van 6% van de voor onze gemeente berekende welzijnsuitkering
moet op een lagere uitkering worden gerekend van 6% van f 4.599.000,
is (afgerond) f 276.000,Dit bedrag neemt in de jaren 1989 en 1990
af met respectievelijk f 9.000,en f 18.000,in verband met de be
rekende verlaging op grond van de voor de welzijnsuitkering eerder
vastgestelde overgangsregeling. De hiervoor genoemde bedragen behoeven
voor de eerste vier jaar correctie in verband met de gelijktijdige toe
kenning van 40% wachtgeldcompensatie gedurende die periode.
De korting zal er in de beleidsperiode 1988-1992 dan uiteindelijk als
volgt uitzien (in absolute getallen):