- 65 - van instellingen op het terrein van de niet-traditionele kunstbeoe fening (3e en 4e circuit). Ter uitvoering van dit voornemen hebben wij de Werkgroep "Harmonie Nieuwe Stijl" ingesteld. Voorshands kan worden gesteld, dat de kosten van een eventuele verbouw c.q. aanpassing van "De Harmonie" de finan ciële mogelijkheden van de gemeente ver overstijgen. Gegeven dat feit wordt tevens nagegaan op welke wijze en op welke termijn middelen van derden kunnen worden verworven om de plannen financieel haalbaar te maken. Tevens kan worden opgemerkt, dat de wijze waarop het zogenaamde 3e en 4e circuit binnen het cultureel centrum "De Harmonie" een eigen iden titeit kan behouden, nog een belangrijk onderdeel van de discussie is. Wij gaan ervan uit dat de werkgroep nog in 1987 haar eindadvies gereed zal hebben. Voorts dient nog een aantal opmerkingen gemaakt te worden ten aanzien van het beleid op het terrein van de niet-traditionele kunstbeoefening. In eerste instantie gingen wij ervan uit dat dit beleid min of meer los van de plannen rond "De Harmonie" ontwikkeld zou kunnen worden. Wij hebben evenwel moeten constateren dat er zowel inhoudelijk als finan cieel een zodanige verwevenheid bestaat, dat een dergelijk uitgangspunt niet reëel is Gelet daarop ligt het in ons voornemen zowel de plannen omtrent "De Harmonie" als de plannen ten aanzien van het toekomstig beleid op het terrein van de niet-traditionele kunstbeoefening gelijktijdig aan U voor te leggen. 540.04 Niet-traditionele kunstbeoefening. In 1986 werd besloten aan de Stichting Fries Straatfestival voor de organisatie van het straatfestival 1986 een aanvullend subsidie toe te kennen, waardoor het totale subsidie voor dat jaar op f 15.000,werd gebracht Voor 1987 is dezelfde lijn aangehouden, waarbij voor de dekking van het aanvullend subsidie ad f 7.300,een beroep is gedaan op het Fonds voor overige bijzondere activiteiten. Omdat ook voor de komende be leidsperiode het wenselijk is dat het evenement op het recente niveau kan worden gecontinueerd, stellen wij U voor met ingang van 1988 dit aanvullend subsidie structureel ter beschikking te stellen. 540.06 Beeldende kunst. Per 1 juli 1987 is de zogenaamde Beeldende Kunstenaars Regeling (BKR) opgeheven. Hiermee is een belangrijk instrument voor het voeren van een gemeentelijk kunstbeleid verdwenen. Op grond van deze regeling was het mogelijk jaarlijks voor een bedrag van rond f 630.000,(Rijk f 600.000, gemeente f 30.000, in onze gemeente te besteden aan respectievelijk de aankoop van kunstwerken, het verstrekken van kunstopdrachten dan wel aan het inschakelen van kunstenaars voor dienst verlenende activiteiten. Een gevolg van de opheffing van de BKR zal tevens zijn dat de aanvoer van nieuwe werkstukken ten behoeve van de uitleen door de SBK niet langer zal plaatsvinden. Dit betekent dat de voorgenomen start van een zogenaamde arthoteek, waarmee een brede spreiding aan BKR-werk zou kun - 66 - nen worden gegeven, geen realiteitswaarde meer heeft. De rijksoverheid is voornemens om naast individuele subsidies zoals startstipendia, werkbeurzen, reisbeurzen, studiebeurzen, projectsub sidies en presentatiesubsidies, die bedoeld zijn om kunstenaars de mo gelijkheid te bieden zich gedurende een bepaalde tijd helemaal te con centreren op de verdere ontwikkeling van hun scheppend werk of bijzon dere activiteiten te ontplooien die voor hun kunstenaarsschap van be lang zijn, een beroepskostenvergoedingsregeling in te voeren. Doel van deze regeling is beeldende kunstenaars tijdelijk in staat te stellen hun beroepsuitoefening te continueren. Voor een beroepskostenvergoeding komen uitsluitend die kunstenaars in aanmerking die over onvoldoende inkomsten beschikken om deze beroepskosten zelf te dragen en die vol doen aan de gestelde criteria met betrekking tot de professionaliteit, dat wil zeggen dat de desbetreffende kunstenaar op een verantwoord ar tistiek niveau daadwerkelijk het beroep van beeldend kunstenaar uit oefent Indien aan vorengenoemde eisen wordt voldaan kan een kunstenaar in een periode van 5 jaar maximaal 5 maal voor een beroepskostenvergoeding gedurende een half jaar in aanmerking komen. Voor de uitvoering van zowel de algemene regeling als de individuele regelingen zal door de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur een fonds worden opgericht. Naar verwachting zal dit fonds niet eerder dan per 1 januari 1988 vol ledig gaan werken. Om te voorkomen dat kunstenaars die voorheen gebruik maakten van de BKR tot 1 januari 19 88 niet over voldoende middelen be schikken om hun beroep uit te oefenen, is door het Ministerie van Wel zijn, Volksgezondheid en Cultuur voor 1987 een tijdelijke beroeps kostenregeling in het leven geroepen en hebben wij gemeend als voor loper daarop een overbruggingsregeling van toepassing te verklaren. Gelet op de drastische wijziging van het rijksbeleid is het onzes in ziens noodzakelijk te komen tot een herformulering van het beeldende kunst(enaarsbeleid van de lokale en provinciale overheden. In overleg met de voormalige BKR-commissiede Vereniging voor Friese Gemeenten, het College van Gedeputeerde Staten, de consulent Sociale Zekerheid van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur zal getracht worden tot goede en voor alle partijen acceptabele oplossingen te komen. De vraag naar goedkope ateliervoorzieningen voor beeldende kunstenaars is nog steeds aanwezig. In het complex in de Haniasteeg is een aantal van dit soort ateliers inmiddels gerealiseerd. Ons voornemen om in de voormalige Sint Anthonyschool ateliers in combinatie met woonruimte te realiseren, zullen wij zo spoedig mogelijk ten uitvoer brengen. Uit overleg met de gedeputeerde van Cultuur is gebleken dat op provin ciaal niveau het voornemen bestaat om in de toekomst over te gaan tot de instelling van een materiaalkostenfonds ten behoeve van kunstenaars. Mocht de provincie besluiten een materiaalkostenvergoeding in het leven te roepen, dan zal een dergelijke regeling niet slechts voor kunste naars uit de gemeente Leeuwarden gelden, maar zal het een regeling moeten zijn die opgaat voor alle Friese gemeenten. Er zal op grond van de directe gemeentelijke betrokkenheid ongetwij feld een bijdrage van de gemeenten en derhalve van Leeuwarden, worden verwacht. Wij stellen U derhalve voor de gemeentelijke bijdrage van 5%

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1987 | | pagina 472