- 74 -
- het bedrijfseconomisch rendement, dat gunstig is te noemen;
- het feit dat de mogelijkheden tot het uitoefenen van invloed door het
gemeentebestuur bij onderbrenging van de sociale werkvoorziening in
een tak van dienst groter zijn dan bij onderbrenging hiervan in een
werkvoorzieningsschap.
De gemeenten zijn overigens niet geheel vrij in het doen van keuzen ter
zake. Op grond van de WGR zijn de (nieuwe) gemeenschappelijke rege
lingen namelijk onderhevig aan de goedkeuring van het College van Ge
deputeerde Staten. Wij verwachten dat in de loop van 1988 meer duide
lijkheid zal ontstaan over de nadere invulling van de sociale werkvoor
ziening in de provincie en derhalve over de mogelijkheden om deze in
eigen beheer te houden.
Het huidige financieringsstelsel voorziet in een bijdrage van het Rijk
aan de gemeente, bestaande uit:
- 100% van de WSW-lonen;
- 80% van het exploitatietekort van de Dienst Sociale Werkvoorziening.
Bij de rijksoverheid leeft al jaren de wens om deze vorm van open—eind
financiering te wijzigen in een voor het Rijk meer beheersbaar finan
cieringssysteem. Het Rijk is er evenwel niet in geslaagd om objectieve
verdeelsleutels voor de toedeling van middelen te vinden die voldoende
betrouwbaar zijn. Om die reden ligt er nu het voornemen om een vorm van
budgetfinanciering in te voeren die is gerelateerd aan empirische ge
gevens met betrekking tot de exploitatietekorten die zich in het ver
leden hebben voorgedaan. Daarbij dient dan nog een keus te worden ge
maakt tussen enerzijds een budget dat is gerelateerd aan landelijke
ervaringsgegevens en anderzijds een budget waarvan de hoogte afhanke
lijk is van de realisatiecijfers van het individuele werkverband.
Het is evident dat een keuze voor één van deze beide uiterste systemen
per werkverband nogal verschillend kan uitpakken. Wij zullen de ont
wikkelingen op dit terrein dan ook nauwlettend volgen en waar mogelijk
in een voor ons gunstige richting trachten te sturen.
Als gevolg van de daling van de gemiddelde leeftijd van de werknemers
krachtens de Wet sociale werkvoorziening bij de Dienst Sociale Werk
voorziening, zal de uitstroom van personen wegens het bereiken van de
VUT-gerechtigde leeftijd in de komende jaren een daling vertonen. De
invoering van de Wet arbeid gehandicapte werknemers, die zoals bekend
de verplichting oplegt aan bedrijven om meer gedeeltelijk arbeids
ongeschikten in dienst te nemen, kan daarentegen bij een optimale uit
voering nieuwe impulsen geven aan de uitstroom van werknemers krachtens
de Wet sociale werkvoorziening naar het vrije bedrijf. Wij verwachten
evenwel niet, dat de uitstroom van werknemers als gevolg van deze beide
ontwikkelingen per saldo zal toenemen.
Gezien het bestaande volumebeleid, dat wil zeggen het voorschrift van
het Rijk dat het aantal werknemers krachtens de Wet sociale werkvoor
ziening bij de Dienst Werkvoorziening niet hoger mag zijn dan 445,
heeft dit tot gevolg dat de mogelijkheid tot instroom van nieuwe
werknemers geringer zal zijn dan de, gezien het aanbod, bestaande be
hoefte daaraan. Wij zullen er in dit verband naar blijven streven om
bij de toelating van nieuwe werknemers de meest kwetsbaren onder de
- 75 -
groep van lichamelijk en/of geestelijk gehandicapten het eerst voor een
plaatsing bij de DSW in aanmerking te brengen.
Voor de handhaving en verbetering van de werkgelegenheid bij de DSW
achten wij het van groot belang, dat de orderportefeuille niet alleen
voldoende, maar ook in ruime mate gedifferentieerde opdrachten bevat,
ten einde alle werknemers op hun individuele capaciteit toegesneden
werk te kunnen aanbieden. De ervaring heeft ons daarnaast geleerd, dat
het voor de continuïteit in de werkvoorziening van belang is, om een
zekere spreiding te verkrijgen in het aantal opdrachtgevers. Het acqui
sitiebeleid van de DSW zal hierop ook in de komende tijd gericht
blijven.
611.03 Centrum voor Beroepsoriëntatie en Beroepsoefening Friesland.
In 1983 hebt U besloten tot de totstandkoming en exploitatie van een
Centrum voor Beroepsoriëntatie en Beroepsoefening Friesland (CBB-F)
onder de voorwaarde, dat het Rijk de exploitatielasten van deze in
stelling volledig vergoedt aan de gemeente. Deze voorziening heeft tot
doel de achterstand op te heffen waarin personen als gevolg van sociale
en/of culturele factoren verkeren voor wat hun kansen betreft op ar-
beidsinpassing dan wel op toelating tot een voor die inpassing nood
zakelijke opleiding.
Wij zijn van mening, dat het CBB-F dat een jaarlijkse uitstroom kent
van ongeveer 70 cursisten waarvan 70% het gestelde doel (arbeidsplaats
en vervolgopleiding) daadwerkelijk bereikt, een goede bijdrage levert
aan het werkgelegenheidsbeleid.
De rijksoverheid is voornemens om de "voorlopige subsidieregeling voor
de Centra voor Beroepsoriëntatie en Beroepsoefening (CBB)" te wij
zigen. Deze wijziging, waarvan de ingangsdatum nog niet vastligt, komt
erop neer dat het Rijk de CBBs een budgetsubsidie zal verlenen in
plaats van een 100% exploitatiesubsidie.
De rijksoverheid heeft er geen twijfel over laten bestaan, dat dit
voornemen is ingegeven door een bezuinigingstaakstelling. Wij hebben
dan ook, onder meer via de VNGkrachtig stelling genomen tegen de
wijze waarop de rijksoverheid de verantwoordelijkheid voor de bekos
tiging van dit onderdeel van het werkgelegenheidsbeleid wil verleggen
naar het gemeentelijk niveau.
Wij streven ernaar om de eventuele verlaging van het rijkssubsidie ten
behoeve van het CBB-F, in eerste instantie door een verbetering van de
efficiency, binnen het aan het CBB-F toegekend budget op te lossen.
Wanneer zou blijken dat op deze wijze niet tot een kostendekkende ex
ploitatie kan worden gekomen, zullen wij ons nader moeten beraden om
trent de vraag of en in hoeverre een gemeentelijke bijdrage in de in
standhouding van het CBB-F nodig zal zijn. Daarbij zal tevens moeten
worden bekeken of het mogelijk is een beroep te doen op de andere Frie
se gemeenten om, voor zover ingezetenen van die gemeenten een cursus
volgen bij het CBB-F, een bijdrage te leveren die overeenkomt met de
ten behoeve van deze ingezetenen te maken kosten.