De planningslijsten zijn ingevuld op basis van de volgende
informatie:
- Nota Uitgangspunten Volkshuisvesting 1984;
- Woningbehoefte-Onderzoek Leeuwarden 1984;
- Beleidsplan 1987-1991;
- Ontwerp-Streeplan Friesland 1987;
- voorlopige uitkomsten kwantitatief woningbehoefte-onderzoek;
- bouwplaninventarisatie per 1 juli 1987.
Op basis van de inventarisatie van bouwplannen en bouwgrond hebben wij
met het oog op de aanwending van de beperkte contingenten de
prioriteiten voor de woningbouw en de woningverbetering voorlopig
vastgesteld. Deze prioriteiten zijn verwerkt in de planningslijcten.
De ontwikkeling van de contingenten.
De omvang van de aan Leeuwarden toegewezen contingenten is van belang
voor de volgende onderwerpen, te weten de kwantitatieve woningbehoefte
en de positie van Leeuwarden als stadsgewest. Bij de voor u ter inzage
gelegde bijlagen is een aantal tabellen (I t/m V) opgenomen waarin de
ontwikkeling van de aan Leeuwarden toegewezen contingenten wordt
beschreven. Aan de hand van deze tabellen kan het navolgende worden
geconcludeerd.
Recent is door het Rijk de woningbehoefte per provincie bepaald. De
hierop betrekking hebbende brief van de Staatssecretaris van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is voor u ter
inzage gelegd. Het aandeel van Friesland in het landelijk tekort van
127.000 woningen is op slechts 800 waningen bepaald. Het moet worden
opgemerkt, dat het hier uitsluitend een schatting van het woningtekort
betreft. Het aantal woningzoekenden, dat ingeschreven is bij de
gemeenten en de woningcorporaties, leidt tot een veel hogere raming van
het woningtekort. Volgens informatie uit het bestand ingeschreven
woningzoekenden in Leeuwarden bedraagt het aantal urgent
woningzoekenden volgens de door het Rijk gehanteerde definitie 935
huishoudens per 1 juli j.l. Voor de vervulling van de hierin tot
uitdrukking kamende woningbehoefte is meer nieuwbouw nodig dan enkel
voor urgente woningzoekenden. In het bijzonder om kwalitatieve
woningtekorten weg te werken en om een zinvolle invulling te geven aan
de stadsvernieuwing.(bijv. verbauw van leegstaande panden) is een
hogere woningproduktie vereist.
De positie van Leeuwarden binnen Friesland bij de verdeling van de
contingenten is gebaseerd op het bodemcontingent van 16% van het friese
contingent. Na herverdeling van de contingenten aan het eind van ieder
jaar komt het leeuwarder aandeel op ca. 18% Bij vergelijking met de
resultaten van de kleine gemeenten blij-kt, dat deze hun aandeel weten
te handhaven bij een teruglopende woningbehoefte.(zie tabel III) De
kleinere kernen kunnen rekenen op relatief vrij grote aantallen
contingenten. Bij het afnemen van de omvang van het friese contingent
is het gerechtvaardigd de tot nu gehanteerde verdelingsmethodiek van
rechtevenredige korting kritisch te bezien.
-3-
Contingenten en bevolkingstoename.
Op basis van de in de in de bijlagen opgenomen tabellen VI en VII is
een analyse gemaakt van de relatie tussen de ontwikkeling van de
bevolking, de woningvoorraad, de woningbezetting en de contingentering
voor de jaren 1983 t/m 1986.
Uit deze analyse worden de navolgende conclusies getrokken.
a. Gegeven een vrij constant aandeel in de bevolkingsomvang en de
woningvoorraad van Friesland daalt de leeuwarder woningbezetting
sneller, dan die van friesland als geheel.
b.Op basis van de gerealiseerde contingent groeit Leeuwarden per 20
toegevoegde woningen 1 inwoner. Voor Friesland als geheel zijn voor
eenzelfde bevolkingstoename slechts 4 woningen benodigd!
Deze conclusies bevestigen de opvatting, dat wil de gemeente leeuwarden
de gewenste groei van de bevolking realiseren (volgens het ontwerp
streekplan 14% van de provinciale groei) er een groter contingent aan
leeuwarden zal moeten worden toegewezen, dan het thans gehanteerde
bodemcontingent van 16% van het friese contingent.
Op basis van de uitkomsten van kwantitatief woningbehoefte -onderzoek
kan de werkelijke relatie tussen bevolkingsomvang, aantal huishoudens
en woningvoorraad worden bepaald. Aan de hand van deze gegevens kan het
werkelijk benodigd bodemcontingent worden gedefiniëerd. In het
navolgende zal op basis van de prognoses behorend bij het kwantitatief
woningbehoefte onderzoek de rijksprognoses en de vooruitberekening,
die ten grondslag ligt aan het ontwerp streekplan, worden ingegeaan op
de positie van Leeuwarden als stadsgewest in het ontwerp-streekplan en
daarin verwoorde visie op de groei van de leeuwarder woningvoorraad.
Het ontwerp-streekplan en de contingentering.
Er is een vergelijking gemaakt tussen de beschikbare prognoses van rijk
en provincie en de voorlopige uitkomsten van het door de Nationale
Woningraad voor de gemeente uitgevoerde kwantitatief
woningbehoefte-onderzoek. Deze vergelijking treft u aan in de
onderstaande tabel. De uitkomsten' van onze prognose leiden tot de
conclusie, dat de provincie het aantal woningbehoevende huishoudens in
Leeuwarden te laag inschat. Hierdoor ontstaat bij de vertaling van de
taakstelling naar de contingentering een te lage schatting van de
gewenste groei van de woningvoorraad.
De provincie gaat uit van het gegeven, dat voor het effectueren van de
taakstelling een groei van de woningvoorraad nodig is van 3.970
woningen voor evenzoveel huishoudens tussen 1985 en 2000 Indien deze
groei van de woningvoorraad wordt gerealiseerd, dan blijft echter de
bevolkingstoename achter bij de provinciale taakstelling. Door een
grotere gezinsverdunning als gevolg van een afwijkende