Verweer voeren in schadestaatprocedure bij Raad van Arbitrage.
Bijlage no. 306 Leeuwarden, 17 september 1987.
Aan de Gemeenteraad.
De bouw van de twee bruggen over de Potmarge in de Oostergoweg is door de
directeur Openbare Werken van de Dienst Stadsontwikkeling openbaar aanbesteed
overeenkomstig het sedert 1 november 1986 in werking zijnde Uniform Aanbeste
dingsreglement 1986 (UAR 1986)
De criteria op grond waarvan het werk zou worden opgedragen zijn, behalve het
criterium van de laagste prijs, voor zover thans van belang:
de laagste inschrijver moet aantonen voldoende ervaring te hebben met pro
jecten van vergelijkbare omvang gedurende de afgelopen vijf jaren;
door de laagste inschrijver moeten één of meer vergelijkbare werken zijn
uitgevoerd en opgeleverd met aanneemsommen ter grootte van tenminste 50% van
de inschrijfsom voor het onderhavige werk.
Het bedrijf Knol BV te Oldeboorn bleek de laagste inschrijver te zijn.
Omdat dit bedrijf volgens de directeur voornoemd niet voldeed aan het criterium
dat het één of meer vergelijkbare werken had uitgevoerd en opgeleverd met aan
neemsommen ter grootte van tenminste 50% van de inschrijfsom van het onderhavige
werk, werd het werk niet aan Knol B.V. gegund, maar aan de op één na laagste
inschrijver, die wel voldeed aan de gestelde criteria. Knol BV heeft daarop
een spoedgeschil aanhangig gemaakt bij de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrij
ven in Nederland. In het scheidsrechterlijk vonnis van 31 maart 1987 concludeert
de Raad dat Knol BV wel voldoet aan de door de gemeente gestelde criteria en
dat het bedrijf bij de gunning ten onrechte is gepasseerd. De gemeente werd
naast de betaling van de kosten van de procedure veroordeeld tot het betalen van
een vergoeding van de schade als gevolg van het niet verstrekken van de
opdracht, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, voor zover deze
schade tot het redelijke beperkt is gebleven.
Ter uitvoering van dit vonnis heeft de advocaat van Knol BV op 8 april
1987, overeenkomstig het bepaalde in artikel 613 van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering, een schadestaat bij de gemeente ingediend. Volgens deze staat
zou de door Knol BV geleden schade in totaal een bedrag van f 233.650,
bedragen. De eis is in twee elementen opgebouwd, te weten:
le. schade door het niet verkrijgen van de opdracht. Voor deze schade eist Knol
een bedrag van 10% van de aanneemsom ter zake van gederfde winst, gemis aan
dekking algemene kosten en bezettingsverlies (f 113.650,
2e. immateriële schade ten gevolge van het feit dat de goede naam van het bedrijf
zou zijn aangetast door het feit dat het bedrijf is gepasseerd. Hiervoor
wordt een vergoeding van 10% van de jaaromzet geëist, te weten f 120.000,
Na ter zake advies te hebben ingewonnen bij een deskundige heeft de
gemeente op 19 mei 1987 aan de advocaat van Knol BV een aanbod als bedoeld in
het hiervoor vermelde artikel 613 gedaan van f 25.000, Dit bedrag is ongeveer
2% van de aanneemsom. Dit percentage is bij werkzaamheden als de onderhavige een
gebruikelijk winstpercentage. De eis met betrekking tot de immateriële schade is
door ons college afgewezen omdat naar onze mening de goede naam van het bedrijf
ten gevolge van de handelingen van de gemeente niet is aangetast.
De advocaat heeft na ontvangst van bovenstaande brief niet in onze richting
gereageerd, maar de zaak rechtstreeks opnieuw aanhangig gemaakt bij de Raad van
Arbitrage ten einde de hoogte van de schade te doen bepalen. Intussen hebben wij
een memorie van antwoord bij deze Raad ingediend. Na een memorie van repliek en