Inmiddels is gebleken dat de genoemde knelpunten in belangrijke mate ook in concreto binnen de organistie worden (h)erkend en als zodanig worden ervaren. Dit geldt eveneens voor de gevolgtrekking, dat reorga- nistie ter vermindering van de knelpunten en ter verbetering van de kwaliteit gewenst is. In dat licht gezien is de gevraagde nadere ana lyse naar onze mening ter onderbouwing van de noodzaak tot reorganisa tie niet zinvol. Een uitgebreide knelpunteninventarisatie en -analyse zal de doorlooptijd van het reorganisatieproces bovendien belangrijk verlengen, terwijl naar onze mening de alsdan geconstateerde knelpun ten in zijn algemeenheid niet veel zullen afwijken van de in de Evalu atienota c.a. gepresenteerde knelpunten. Wij hebben gemeend op grond hiervan geen wijzigingen in het plan van aanpak te moeten aanbrengen. III. Reaktie vakbonden in de Commissie voor Georganiseerd Overleg Organisatie van_de_inspraak In het plan van aanpak hebben wij de afzonderlijke M.Z.C.'s c.q. per soneelsvertegenwoordigingen van de diverse diensten een centrale rol gegeven in het gehele inspraakproces tijdens de reorganisatie. Bij brief van 16 april 1987 van de gezamenlijke vakbonden, die voor U ter inzage ligt, doen deze ons mededelingen over de wijze, waarop het personeel zal participeren in het lopende organisatieproces. De vak bonden hebben besloten tot het instellen van een stuurgroep P.O.I. (Personele Inbreng, Organisatie-ontwikkeling en Informatievoorzie ning), waarin alle M.Z.C.'s - en de diensten die geen M.Z.C. hebben op andere wijze - zijn vertegenwoordigd. Deze stuurgroep heeft met name tot taak: het beoordelen van de verschillende voorstellen, de coördi natie van de personeelsstandpunten terzake, het adviseren van het G.O. en het voeren van overleg. De vakorganisaties vragen ter ondersteuning van deze aktiviteiten om 2 volledige formatieplaatsen vrij te maken. Zoals reeds gemeld, hebben wij besloten positief te reageren op het betreffende verzoek. Overi gens zijn wij er daarbij van uitgegaan, dat onder handhaving van de formele rechten van de individuele M.Z.C.'s en personeelsvertegenwoor digingen, de inspraak in principe zal worden geleid via de stuurgroep P.O.I.Gelet op het feit, dat van werkgeverskant 1,5 formatieplaats voor het reorganisatieproces is ingeruimd en anderzijds het ambtena ren- en M.Z.C.-reglement voldoende faciliteiten bieden voor kader- en M.Z.C.-leden, zijn wij van mening dat met 1 formatieplaats moet worden volstaan. Wij menen dat mede via deze weg het personeel ruim voldoende inspraakfaciliteiten worden geboden. Aangezien met name in fase 4 van het onderzoek de inspraak meer op de centraal niveau plaatsvindt, gaan wij uit van een toekenning van ge noemde faciliteit tot en met fase 3 (begin 1989). Aan het eind van fa se 3 zal een en ander nader geëvalueerd worden. De extra kosten, ad f 87.000,per jaar, zullen ten laste van het reorganisatiebudget moeten worden gebracht. Inhoud reaktienota_werknemersdelegatie_in_het_G^01 Bij nota van 30 juni 1987 heeft de stuurgroep P.O.I. een reaktie opge steld op de Evaluatienota c.a., welke later overgenomen is door de werknemersdelegatie in de Commissie voor het Georganiseerd Overleg. Bij brief van 23 juli 1987 van de gezamenlijke vakbonden wordt het in genomen standpunt nogmaals verder toegelicht. Middels onze brieven van 9 juli jl. en 8 september jl. hebben wij hierop gereageerd. De be treffende stukken liggen voor U ter inzage. Een aantal elementen uit het standpunt van de vakorganisaties verdie nen in dit kader afzonderlijke aandacht. Dit zijn de volgende: a. De vakorganisaties zijn van mening, dat in de huidige fase van het onderzoek geen bindende keuze voor de hoofdlijnen van een nieuwe organisatie moet worden gedaan. b. Het door het College van B en W voorgestane ontwikkelingsproces acht men onvoldoende open en er wordt gepleit voor een sterker sa menwerkingsverband c. De noodzakelijke verandering van de bestaande cultuur in de organi satie heeft te weinig aandacht gekregen en dient in een eerder sta dium van het onderzoek op gang te worden gebracht. Ad a Wij zijn van mening, dat er geen aanleiding is ons standpunt inzake een keuze voor de hoofdlijnen van een nieuwe organisatie thans te her zien. Dit op grond van de door ons gesignaleerde knelpunten en mede gelet op de consequenties die daaraan verbonden zouden zijn. Wij ach ten het legitiem en tot onze taak en verantwoordelijkheid behorend in die situatie vooraf een visie te ontwikkelen op een nieuwe organisa- tiestruktuur en andere werkwijzen. Overigens zijn de gekozen hoofdlij nen en uitgangspunten mede gebaseerd op het Collegeprogramma 1986-1990 en zijn nagenoeg overeenkomstige ontwikkelingen te constateren in an dere gemeentelijke organisaties. Het vanuit een geheel blanco situatie in een gezamenlijk proces ont wikkelen van nieuwe strukturen en werkwijzen heeft bovendien belang rijke nadelige gevolgen. Met name zal op die wijze het reorganisatie proces gepaard gaan met een langere doorlooptijd; langdurige onduide lijkheid bij het personeel en in het apparaat; omvangrijk produktie- verlies en hogere kosten. Wij zijn van oordeel dergelijke consequen ties niet te mogen accepteren. Overeenstemming tussen werkgever en werknemersorganisaties aan het be gin en tijdens het reorganisatieproces achten wij echter eveneens van bijzonder belang. Wij moeten evenwel constateren dat in de huidige stand van zaken deze situatie thans nog niet aanwezig is. Wij merken daarbij op, dat de vakorganisaties de noodzaak tot reorganisatie in het algemeen, evenals de door ons voorgestane hoofdlijnen, niet op voorhand afwijzen, maar naar hun mening nog over onvoldoende gegevens beschikken om op dit moment tot een keuze terzake te kunnen komen. In dat licht gezien willen wij er nogmaals op wijzen, dat wij met het in principe vaststellen van de gekozen hoofdlijnen en uitgangspunten nog voldoende inspraakruimte aanwezig achten. Immers de mate waarin de gekozen hoofdlijnen en uitgangspunten als algemeen juist zullen worden ervaren, zal blijken uit fase 2. Op grond van de in die fase ter be schikking komende gegevens zal de verdere concretisering moeten plaatsvinden. -4- -5-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1987 | | pagina 421