Nr. 17952
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 29 oktober 1987
(bijlage nr. 345);
BESLUIT
I. in te stemmen met de sanering van het grondwater in het terrein van de voor
malige rijwielfabriek Phoenix aan de Zuidergrachtswal;
II. voor de onder I bedoelde sanering een krediet beschikbaar te stellen van
f 47.000,—
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Sanering bodemverontreiniging in een gedeelte van Aldlan-Oost.
Bijlage no. 346 Leeuwarden, 29 oktober 1987.
Aan de Gemeenteraad.
In 1985 hebt U besloten een nader onderzoek in te laten stellen, naar de
eerder aan het licht gekomen bodemverontreiniging in een gedeelte van Aldlan-
Oost. Op dat moment was er nog vrij veel onzekerheid over de omvang van de
verontreiniging. Verder was het gewenst, dat op vrij korte termijn duidelijkheid
zou komen over de blootstellingsrisico's.
Het nader onderzoek is opgesplitst in een aantal deelonderzoeken.
Naast het hoofdonderzoek door "Oranjewoud B.V." is er een apart lucht-
kwaliteitsonderzoek verricht door de Landbouwhogeschool en door het Rijksinsti
tuut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne, alsmede een drinkwaterkwaliteitson
derzoek door de N.V. Waterleiding Friesland. De diverse rapportages zijn voor U
ter inzage gelegd.
Uit deze onderzoeken is gebleken dat er in een deel van Aldlan-Oost twee
sliblagen aanwezig zijn:
een diepe sliblaag (2,5 meter beneden maaiveld) ontstaan bij het opspuiten van
de wijk en een ondiepe sliblaag die bij het uitgraven van het wegennet naast de
wegen is gedeponeerd.
In het kort samengevat kan aan de hand van de resultaten geconcludeerd wor
den dat de bovengrond van de speelplaatsen, de tuinen en de kruipruimten, het
water en het bodemslib in de vijvers niet zijn verontreinigd.
Verder is aangetoond dat de lucht in de woningen geen stoffen bevat in con
centraties, waarbij schade aan de gezondheid kan optreden. Tenslotte bleek het
drinkwater geen verontreinigingen te bevatten.
Een eventuele mogelijke blootstelling aan verontreinigingen zou kunnen
optreden bij graafwerkzaamheden tot minstens 0,8 m diepte op plaatsen waar de
ondiepe sliblaag voorkomt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het gra
ven van plantgaten voor bomen en struiken. Verder zou enige blootstelling kunnen
optreden bij contact met verontreinigd water in de kruipruimten. Naar deze con
tactmogelijkheden is zorgvuldig onderzoek verricht. Daartoe is de verspreiding
en de diepteligging van de ondiepe sliblaag nauwkeuriger in beeld gebracht. Om
de gegevens compleet te maken is ook onder de woningen geboord. Het grondwater
ter hoogte van de ondiepe sliblaag is verontreinigd met vluchtige aromaten en
fenolen. Dit grondwater verplaatst zich overigens vrijwel niet naar boven.
De ondiepe sliblaag bevindt zich ter hoogte van Stinzenflora 82-100,
Heggewinde 113-117 en Maagdepalm 8-16. Deze plaatsbepaling houdt in,
dat de omvang van deze verontreiniging ten opzichte van hetgeen eerder
werd verondersteld, blijkens de nadere kartering meevalt.
Verontreinigd grondwater is tevens aangetroffen in het zandpakket op 5 tot 6
meter. Alhoewel deze verontreiniging geen rechtstreekse bedreiging vormt voor de
volksgezondheid, is er wel sprake van een ongewenste belasting voor het milieu.
Derhalve is nagegaan hoe groot de verspreiding van het verontreinigde grondwater
is in dit zandpakket. Hieruit is gebleken dat het diepere grondwater over een
vrij groot gebied verontreinigd is met benzeen. Gezien echter de gevonden con
centraties en het ontbreken van blootstellingswegen (geen waterwinning) behoeft
dit diepe grondwater niet te worden gesaneerd.