- 2 -
zigingen hebben met name betrekking op het tweede gedeelte. In dit gedeelte is
getracht de verschillende onderdelen en activiteiten verder te integreren, zoda:
een meer samenhangend aanbod kan ontstaan. Probleem daarbij was, zoals wij reeds
opmerkten, dat de ervaringen zowel plaatselijk als landelijk vrijwel ontbreken,
Pas in de loop van 1988 zullen de eerste gegevens over werving, belangstelling
etc. bekend worden en bij de verdere programmering kunnen worden gebruikt.
Daarnaast wordt aan een aantal aspecten met betrekking tot de basiseducatie nog
geen bijzondere aandacht besteed. Dat geldt b.v. voor de deskundigheidsbevor
dering; de provinciale werkgroep die hiervoor plannen dient te maken, heeft
weliswaar een voorstel ontwikkeld, maar hierover is door de provincie nog geen
beslissing genomen. Ook wordt niet ingegaan op de mogelijkheden van regionali
sering. In de rijksregeling wordt uitgegaan van een planning op lokaal niveau;
de mogelijkheid van een regionale planning wordt echter uitdrukkelijk genoemd,
In de concept-Invoeringswet KVE wordt uitsluitend van een regionale planning
uitgegaan. Het is echter zeer waarschijnlijk dat het desbetreffende artikel
gewijzigd zal worden.
Op dit moment wordt uitgegaan van een lokale planning. De meeste gemeenten geve:
hieraan op dit moment de voorkeur; ook landelijk gezien is dit het geval. Overi
gens betekent dit wel dat het programma alleen door inwoners van de gemeente
gevolgd kan worden; dit in tegenstelling tot de voorlopers, die voor iedereen
toegankelijk waren.
Tenslotte willen wij ingaan op enkele specifieke elementen van het Programma
Basiseducatie
De institutionele vormgeving.
In onze gemeente zijn met name drie instellingen betrokken geweest bij de uit
voering van voorlopers van de basiseducatie, te weten Het Baken, het Vor
mingswerk Jonge Volwassenen (VJV) en het Fries Avondcollege.
Op ons initiatief zijn in de loop van 1985 en 1986 een aantal besprekingen
gevoerd tussen vertegenwoordigers van de drie instellingen en de gemeente. Daar
bij werd al vrij snel overeenstemming bereikt over het streven naar de vorming
van één uitvoerende instelling voor de basiseducatie. Hoewel het overleg
hierover, met name in de slotfase, nog veel tijd in beslag heeft genomen, kon
toch per 1 augustus 1987 het Instituut voor de Basiseducatie gevormd worden. Pa
1 augustus is daartoe opgericht de Stichting voor Volwasseneneducatie "Het
Baken", waarin Het Baken, het VJV en het Fries Avondcollege participeren. Deze
stichting treedt op als bevoegd gezag voor de instelling voor basiseducatie, ie
instelling voor vormings- en ontwikkelingswerk en de instelling voor de
ondersteuning. De positie van deze laatste instelling is nog niet definitief,
maar zal mede afhangen van de uiteindelijke vormgeving van de ondersteuning op
provinciaal niveau. Een koppeling van ondersteuning en uitvoerend werk achten
wij ongewenst, o.a. met het oog op een eventuele belangenvermenging. Zolang de
provinciale plannen nog onduidelijk zijn, kunnen wij echter akkoord gaan met de
thans bestaande situatie als zijnde de meest praktische oplossing. Na het beken:
worden van de provinciale plannen zal een en ander naar onze mening opnieuw
moeten worden bekeken.
De financiële aspecten.
Met de uitvoering van de rijksregeling wordt ook een nieuwe eenduidige
bekostigingssystematiek ingevoerd. De invoering daarvan zal geleidelijk plaats
vinden in de periode van 1 januari 1989 - 1 januari 1993 (de zogenaamde
vereveningsperiode); met ingang van 1 januari 1993 zal het nieuwe systeem volk
dig van kracht zijn. Dat betekent dat vanaf die datum de aan de gemeente te
- 3 -
verlenen rijksbijdrage zal worden vastgesteld aan de hand van de volgende cri
teria:
aantal volwassen inwoners;
aantal volwassen leden van culturele en etnische minderheden;
opleidingsniveau;
behoefte aan basiseductie
Toepassing van deze criteria zal er t.z.t. toe leiden dat de te ontvangen rijks
bijdrage voor de basiseducatie aanzienlijk zal teruglopen. In 1987 en 1988
bedraagt de rijksbijdrage f 1.484.515,dit bedrag zal in de periode 1989-1993
worden teruggebracht tot f 664.627,(althans volgens de laatst beschikbare
gegevens)
In het kader van de herwaardering 1987-1991, hebt U daarom besloten de vermin
dering van de rijksbijdrage deels te compenseren tot voorshands ongeveer
f 540.000,Dat betekent dat het totale voor de basiseducatie beschikbare
bedrag ongeveer f 1,2 miljoen bedraagt. Overigens zal een definitief besluit
hierover pas worden genomen wanneer nader is gerapporteerd over de effecten van
regionalisering en er ook meer kan worden gezegd over de behoeften van de
deelnemers in relatie tot de inhoud van het aanbod. In het kader van het
programma 1989 zal hieraan aandacht worden geschonken.
Overigens merken wij op dat in de als bijlage bij het programma 1988 gevoegde
begroting, geen rekening is gehouden met een deelnemersbijdrage. Wij stellen U
voor de deelnemersbijdrage voor 1988 te bepalen op f 60,of, voor zover maar
een deel van het jaarprogramma wordt gevolgd, een evenredig deel. Overigens is
uit mededelingen van het ministerie gebleken dat de deelnemersbijdragen niet
gebruikt mogen worden voor het verhogen van het budget voor de basiseducatie.
Gedacht moet worden aan het gebruiken van deze middelen voor bijzondere activi
teiten (excursies, bijzondere festiviteiten etc.).
Personeel
De situatie die met ingang van 1 augustus 1987 is ingetreden betekent dat voor
het personeel een eind is gekomen aan de onzekerheid rond tal van aspecten van
de basiseducatie. Met name de vraag of en waar er een plaats was in de nieuwe
structuur, heeft velen het afgelopen jaar bezig gehouden.
Uiteraard is niet in alle gevallen volledig tegemoet gekomen aan bestaande wen
sen; wel is zoveel mogelijk met die wensen rekening gehouden.
Met het personeel en de vakorganisaties is overleg gevoerd over de voorgestelde
afvloeiingsregeling; hierover werd uiteindelijk overeenstemming bereikt.
Ook in de komende periode zal van het personeel de nodige inspanning worden
gevraagd, ten einde aan de doelstellingen van de basiseducatie zo goed mogelijk
vorm te geven.
Conclusie.
Het beleid van de rijksoverheid is erop gericht de bestaande versnippering op
het terrein van de volwasseneneducatie tegen te gaan, o.a. door het creëren van
een eenduidig beleidskader, o.a. de Rijksregeling basiseducatie. Invoering van
de RBE heeft tot gevolg gehad dat bestaande projecten moesten worden beëindigd
en er een nieuw organisatorisch kader en een nieuw programma moest worden ont
wikkeld. Het is onvermijdelijk dat dit nieuwe programma de eerste jaren veel van
programma's van voorlopers laat zien. Toch is naar onze mening het Educatief
Beraad erin geslaagd in vrij korte tijd een samenhangend programma te ont
wikkelen, zonder dat daarbij van met de basiseducatie als zodanig opgedane
ervaringen gebruik kon worden gemaakt. In de eerstvolgende jaren zal dit wel het
geval kunnen zijn, zodat een verdere afstemming en integratie mogelijk is.